Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1548/JA en 16/1758/JA, 25 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/1548/JA en 16/1758/JA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W.J. Faber, namens

[...], geboren op [1994], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 12 april 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2016, gehouden in de rechtbank te Utrecht, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.W.J. Faber, gehoord.

De directeur van de j.j.i. Het Keerpunt heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft a. de inname van de jas van klager door de inrichting vanwege het vermoeden dat de jas niet zijn eigendom was en b. de tijdelijke overplaatsing van klager op 21 december 2015.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
A. Op de lang verblijf afdeling worden spullen die het bezoek meeneemt niet geregistreerd. De jas, merk Armani, die door zijn vriendin bij het bezoek van 6 december 2015 is meegebracht, is niet ingeschreven. Het is klager niet gelukt om een foto en/of
een bon van de jas te vinden. Op camerabeelden moet de jas wel te zien zijn. Klager heeft gevraagd camerabeelden op te vragen maar hier is geen gehoor aan gegeven. Klager heeft de jas in de bezoekzaal aangetrokken. Groepsleider J. en een beveiliger
van
wie hij de naam niet (meer) weet, hebben hem met de jas gezien. Op 13 december 2015 werd hij aangeklampt en gezegd dat een andere jongen de jas miste. Raar is dat die jongen de jas al op 4 december 2015 zou zijn kwijtgeraakt. De invoer van de jas door
klagers vriendin is niet uitgezocht. De jas is klager afgenomen.
B. Door de afname van de jas is zijn behandeling stuk gelopen. Het was een gelimiteerde oplage en de jas is niet meer te koop. Het was niet fijn om zo behandeld te worden. Klager is boos geworden en heeft een tv kapot gegooid. Door het IBT is hij naar
de isoleercel gebracht. Gesteld was dat klager de tv naar een groepsleider gegooid zou hebben, maar dat is niet juist. Dit is ook later door de inrichting toegegeven. Klager heeft niemand in gevaar gebracht. Met klagers stelling dat er geen sprake was
van spoed bedoelt hij dat er geen noodzaak was om hem tijdelijk over te plaatsen, aangezien er inmiddels al een week overheen gegaan was na het incident en de rust inmiddels was weergekeerd. Verwezen wordt naar RSJ 11 februari 2016, 15/3938/JA.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a:
De beroepscommissie ziet geen reden om camerabeelden bij de inrichting op te vragen nu uit dergelijke beelden niet zonder meer volgt dat klager eigenaar was van de betreffende jas.

Uit de stukken volgt dat de invoer van kleding in de inrichting wordt vastgelegd op een zogenaamde kledinglijst. Door klager is gesteld dat zijn vriendin een jas van het merk Armani op 6 december 2015 voor hem heeft ingevoerd, maar deze jas is niet
vermeld op klagers kledinglijst noch in de agenda van de beveiliging waarin is aangetekend dat klagers bezoek op 6 december 2015 wel andere goederen voor hem ter invoer heeft aangemeld en daadwerkelijk heeft meegenomen.
Door de directeur is aangegeven dat de betreffende jas wel voorkomt op de kledinglijst van een groepsgenoot van klager en dat door die groepsgenoot de vermissing van de jas is gemeld. De directeur verwijst daarbij naar de als bijlage gevoegde
kledinglijsten van betreffende groepsgenoot en van die van klager. Uit die kledinglijsten blijkt dat een Armani jas op 17 november 2015 is ingevoerd op de lijst van KV2 De Condor op naam van J. die verblijft op kamer 8. De kledinglijst van de zich
destijds op kamer 9 van dezelfde groep bevindende klager vermeldt zoals hiervoor weergegeven geen Armani jas.
Nu klager een foto noch aankoopbon heeft overgelegd die de stelling dat de jas zijn eigendom is zouden kunnen bevestigen is de beroepscommissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de jas klagers eigendom zou zijn en kan de bestreden
beslissing om betreffende jas in te nemen en zodoende deze aan de eigenaar te kunnen retourneren niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Met betrekking tot b:
In het verzoek van de directeur van 21 december 2015 aan de selectiefunctionaris om klager tijdelijk over te plaatsen wordt als onderbouwing daarvoor beschreven dat klager niet meewerkt aan zijn behandeling, oneigenlijk in het bezit was van een jas van
een groepsgenoot, boos is geworden toen geweigerd is om hem deze jas terug te geven, andermans eigendom heeft vernield en dreigementen heeft geuit tegen de groepsleiding en de gedragswetenschapper. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan, gelet op
het bovenstaande, de beslissing van de directeur om klager in het belang van de orde en de veiligheid in de inrichting tijdelijk over te plaatsen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraken van de beklagrechter zullen worden
bevestigd met deels wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter met deels wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter,
mr.drs. L.C. Mulder en ing. M.J. Mulders, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven