Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1010/GM, 21 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1010/GM

betreft: [klager] datum: 21 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.D. Naarden, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 maart 2016 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie heeft de inrichtingstandarts van de p.i. Dordrecht in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. A.M.D. Naarden, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 23 februari 2016, betreft het niet herstellen van beschadigde kiezen en tanden na extractie van een kies.

2. Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 28, eerste lid, van de Pm kan een gedetineerde een beroepschrift indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Pm doet de gedetineerde, alvorens een beroepschrift in te
dienen, een schriftelijk verzoek aan de medisch adviseur om te bemiddelen ter zake van de klacht.
Onder gedetineerde in vorenbedoelde zin dient op grond van artikel 1, onder e, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) te worden verstaan een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in
een
inrichting plaatsvindt.
Volgens vaste jurisprudentie (RSJ 16 juni 2011, 11/0529/GA, RSJ 8 februari 2010, 09/2916/GA en RSJ 12 oktober 2016, 06/1635/GA) wordt een klager die na zijn ontslag uit detentie een klacht indient op grond van de Pbw niet-ontvankelijk verklaard ter
zake
van die klacht.

De beroepscommissie stelt op grond van de bij de stukken bevindende registratiekaart vast dat het in deze zaak niet gaat om een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting
plaatsvindt. Klager is immers op 19 februari 2016 in vrijheid is gesteld met als reden: einde detentie. Ten tijde van de schriftelijke klacht op 23 februari 2016 was klager dus niet gedetineerd, hetgeen impliceert dat het medisch klachtrecht zoals
neergelegd in de Pm hem niet langer ten dienste staat. Klager kan daarom niet in zijn klacht worden ontvangen.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. H.J.P. Kroeze en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 21 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven