Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1182/TA, 20 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1182/TA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 maart 2016 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juni 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. Molenaar, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de omstandigheid dat het klager niet is toegestaan een bureau en een computer op zijn kamer te plaatsen (HK2016/8).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard voor zover dat betrekking heeft op de computer en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag voor zover het betrekking heeft op het bureau, op de gronden als in de aangehechte
uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De Bvt geeft klager het onvoorwaardelijk recht zijn eigendom bij zich te hebben. Klager heeft zowel met betrekking
tot
het bureau als met betrekking tot de computer aan de staf gevraagd deze in te voeren dan wel naar zijn cel te brengen. Voor dergelijke verzoeken bestaat geen officieel formulier. Klager heeft de computer nodig voor zijn studie. Op zijn afdeling hebben
twee medeverpleegden een laptop voor hun studie. Tegen klager is altijd gezegd dat hij zijn verzoek aan de multimediacommissie dient voor te leggen. Klager vindt echter dat het aan het personeel is te beslissen over de invoer van de computer en niet
aan
een multimediacommissie die bestaat uit veroordeelde tbs-ers. Voorts wil klager graag een groter bureau op zijn kamer. Het bureau past zonder belemmering in zijn kamer.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De multimediacommissie adviseert over het beleid met betrekking tot multimedia. Deze commissie neemt
geen beslissingen in individuele gevallen. In de huisregels is bepaald dat computerapparatuur in beginsel niet is toegestaan. Indien verpleegden toch graag een computer willen invoeren, kunnen zij dit schriftelijk aanvragen zodat het in de
stafvergadering kan worden besproken. Klager heeft dit niet gedaan. Het zou kunnen zijn dat hij een mondeling verzoek heeft gedaan, maar voor de invoer van een computer is een schriftelijke aanvraag nodig. Voor invoer van zijn Playstation heeft klager
deze route wel doorlopen. Voor de invoer van (overige) spullen kan klager zich wenden tot de staf, waarrna de veiligheidscoördinator het verzoek beoordeelt. Klager heeft echter, zo lang hij in het gebouw Wiertsema verblijft, niet verzocht een bureau in
zijn kamer te mogen plaatsen.

3. De beoordeling
Voor zover het beroep ziet op het niet toestaan van een bureau op klagers kamer, overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 56, eerste lid en onder e., van de Bvt kan een verpleegde bij de beklagcommissie beklag doen over een
beslissing die een beperking inhoudt van een recht, dat hem op grond van een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt. Klager
stelt dat sprake is van een inbreuk op zijn eigendomsrecht. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken dat klager heeft verzocht een bureau op zijn kamer te mogen plaatsen. Nu derhalve niet gebleken is dat sprake is van een beslissing,
heeft de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen.

Voor zover het beroep ziet op het niet toestaan van een computer op klagers kamer, overweegt de beroepscommissie als volgt. Artikel 44, tweede lid, Bvt bepaalt dat het hoofd van de inrichting kan bepalen dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen
binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, ter bescherming van anderen tegen de gevaarlijkheid van een verpleegde dan wel ter handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting. In de huisregels van de Van der
Hoevenkliniek
is bepaald dat audiovisuele computerapparatuur (waaronder laptops en tablets) verboden is, tenzij uitdrukkelijk toegestaan. Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen, is ter zitting van de beroepscommissie gebleken dat een schriftelijk voorstel tot
afwijking van voormelde regel niet aan de multimediacommissie, maar aan de staf dient te worden voorgelegd. Wat van het voorgaande ook zij, niet gebleken is dat klager een dergelijk voorstel heeft ingediend. Nu de huisregel dat computerapparatuur in
beginsel niet is toegestaan een algemene regel betreft en tegen een dergelijk verbod in beginsel geen beklag en beroep openstaat tenzij deze in strijd is met hogere wet- en / of regelgeving – waarvan niet is gebleken - zal de beroepscommissie klager
alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dat ziet op het niet toestaan van een bureau ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover deze ziet op de computer en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A. Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven