Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1606/TA, 21 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1606/TA

betreft: [klager] datum: 21 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Molenaar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 januari 2016 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juni 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. B. Molenaar, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot plaatsing van klager in afzondering (in de herstelkamer en vervolgens op eigen kamer) in verband met de positieve uitslag op cannabinoïde bij een urinecontrole afgenomen op 16 september 2015.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is twee keer gestraft voor hetzelfde feit. Hij heeft tussen 5 september 2015 en 15 september 2015 niet geblowd. De
beklagcommissie heeft overwogen dat de verdunde urine terecht is gelijkgesteld met een positieve uitslag van een urinecontrole. Volgens klager kan het echter niet zo zijn dat als niet valt vast te stellen dat de positieve uitslag het gevolg is van het
blowen op 5 september 2016 aan hem voor de tweede keer een maatregel wordt opgelegd. De inrichting heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom hem desondanks verweten wordt dat hij voor de tweede maal heeft geblowd. Het valt in ieder geval niet uit te
sluiten dat klager, zoals hij stelt, in de periode van 5 september 2015 tot 15 september 2015 geen softdrugs heeft gebruikt en de positieve uitslag valt te herleiden tot het gebruik op 5 september 2015.Voorts had het op de weg van de inrichting gelegen
om een herhalingsonderzoek te laten verrichten. Nog los van het feit dat klager hierom heeft verzocht. Tenslotte voert klager aan dat de beklagcommissie voorbij gegaan is aan het feit dat het hoofd van de inrichting heeft verklaard dat de maatregel tot
21 september 2015 heeft geduurd, omdat de (negatieve) uitslag van de op 18 september 2015 afgenomen urinecontrole pas op 21 september 2015 binnen kwam. De uitslag van zo’n test moet volgens klager echter binnen een paar uur bekend zijn.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Drugs in de inrichting vormen een gevaar voor de orde en de veiligheid. Het is derhalve van belang dat
de
inrichting verpleegden kan controleren op het gebruik van drugs. De urine afgenomen bij de urinecontrole op 5 september 2015 kon niet worden geanalyseerd, omdat de urine teveel verdund was. Klager heeft hierdoor de inrichting de mogelijkheid ontnomen
zijn urine te controleren op het gebruik van drugs, ten gevolge waarvan een maatregel is opgelegd. Op 17 september 2015 heeft klager positief gescoord bij een urinecontrole waarvoor opnieuw een maatregel is opgelegd. Het is aan de verpleegde een
herhalingsonderzoek aan te vragen. Klager is ervan op de hoogte dat hij een formulier kan invullen indien hij een herhalingsonderzoek wenst te laten verrichten.

3. De beoordeling
In artikel 20, lid 18 aanhef en onder d, van de huisregels van de FPC Van der Hoevenkliniek is bepaald dat met een positieve uitslag wordt gelijkgesteld het produceren van zodanig verdunde urine dat een analyse door het laboratorium niet mogelijk is.

Uit de uitslag van het laboratorium volgt dat de urine afgenomen op 5 september 2015 niet kon worden geanalyseerd, omdat deze te waterig was. Naar aanleiding hiervan is aan klager op 7 september 2015 een maatregel opgelegd. Op 16 september 2015 heeft
klager positief gescoord op cannabinoïde, waarna aan hem een maatregel van plaatsing in afzondering in de herstelkamer – en vervolgens op eigen kamer – is opgelegd. De beroepscommissie acht oplegging van laatstgenoemde maatregel niet onredelijk of
onbillijk, nu een positieve urinecontrole voldoende grond vormt voor oplegging van een maatregel van plaatsing in afzondering. Naar het oordeel van de beroepscommissie is geen sprake van een ‘dubbele bestraffing’. De maatregel van 7 september 2015 was
immers opgelegd, omdat klager zodanig verdunde urine had geproduceerd dat deze niet viel te analyseren.

Voor zover klager stelt dat de maatregel te lang heeft geduurd, overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken volgt dat (anders dan door klager en de inrichting is gesteld) de maatregel is opgelegd op 18 september 2015. De maatregel heeft geduurd
tot
21 september 2015. De beroepscommissie acht voortduring van de maatregel tot 21 september 2015 niet disproportioneel. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de
gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A. Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 21 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven