Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1244/GM, 11 december 2001, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1244/GM

betreft: [klager] datum: 11 december 2001

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 5 juli 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zoetermeer te Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 28 juni 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie. De medisch adviseur had in eerste instantie bemiddeld terzake van de behandelingdoor de arts van klagers hoestklachten. Tijdens de behandeling van deze klacht in beroep, ter zitting van de beroepscommissie d.d. 18 mei 2001, bleek dat de klacht niet de behandeling van klagers hoestklachten, maar de behandelingvan klagers rugklachten betrof en dat dit ten gevolge van taalproblemen niet in de klacht was opgenomen. De beroepscommissie heeft de klacht daarom op 23 mei 2001 ter bemiddeling terugverwezen naar de medisch adviseur die hiervan op28 juni 2001 een verslag heeft opgemaakt.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel te Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. van Gemert, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zoetermeer heeft schriftelijk gereageerd op het beroep. Hij is in de gelegenheid gesteld te reageren op verslag van horen van klager, maar hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 29 september 2000, betreft een onjuiste dan wel onvoldoende behandeling van klagers rugklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is overeenkomstig de overgelegde pleitnotitie het volgende aangevoerd.
Er wordt gesteld dat er voldoende onderzoek is gedaan en dat er geen objectiveerbare aanwijzingen zijn voor de gestelde klachten. Vreemd genoeg komt de medisch adviseur in haar bemiddelingsverslag tot de conclusie dat hoe meer je derug ontziet, des te stijver de spieren worden en des te meer pijn de rug zal gaan doen, maar dit lijkt een vreemde zin.
Klager heeft sterk de indruk dat men niet serieus met zijn klachten omgaat en wenst uitputtend onderzoek, eventueel middels een scan of alternatieve geneeswijze.
Inmiddels heeft de medische dienst klager gedeeltelijk arbeidsgeschikt verklaard en hem geadviseerd aangepast werk te doen in de arbeidszaal. Hierover zijn echter nieuwe conflicten ontstaan doordat de directie zich op het standpuntstelt dat klager de keuze heeft tussen werken en op cel zitten, maar hiermee wordt geen recht gedaan aan het medische advies. Bovendien heeft de medische dienst bij een recente ziekmelding van klager niet eens de moeite genomen omop de dag zelf bij klager te komen kijken. Zolang niet duidelijk is wat er precies met klager aan de hand is, zullen dit soort conflicten zich blijven voordoen. Daarom wordt dringend verzocht om een contra-expertise in deze zaak tegelasten.

Door klager is daar het volgende aan toegevoegd.
Hij is in de gevangenis door een arts onderzocht en de arts bevestigde toen dat klager ziek was. Die arts adviseerde klager te gaan werken maar te stoppen met werken als hij last kreeg van zijn rug. De arts zou hiervan een rapportopmaken en daarin aangeven dat aangepast werk geïndiceerd was. Later bleek dat de arts ineens zei dat klager niet ziek was.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klagers standpunt dat er onvoldoende serieus naar zijn klachten is gekeken wordt met kracht tegengesproken. Uit inlichtingen van klagers eigen huisarts blijkt dat klager vlak voor zijn detentie door hem en door een orthopedischchirurg uitvoerig is onderzocht en dat door beide geen afwijkingen zijn gevonden. Ook in de locatie Zoetermeer is klager nog eens uitgebreid onderzocht. Er zijn röntgenopnamen van de lage rug en bekken gemaakt en klager isbeoordeeld en behandeld door de fysiotherapeut. Bij deze onderzoeken werden eveneens geen anatomische afwijkingen gevonden en de klachten moeten dan ook als functioneel worden beschouwd. Dit is met klager besproken.
Klager wordt gezien als een somatiserende man die zijn functionele rugklachten probeert uit te buiten.

3. De beoordeling
Als onweersproken is komen vast te staan dat klager vlak vóór zijn detentie door zijn eigen huisarts en een orthopedisch chirurg uitvoerig is onderzocht en dat door beiden bij de verrichte onderzoeken geen afwijkingen zijn gevonden.Voorts is als onweersproken komen vast te staan dat de aan de locatie Zoetermeer verbonden arts, ondanks het feit dat er reeds onderzoeken waren uitgevoerd naar aanleiding van klagers rugklachten, klager uitgebreid heeft onderzocht.Er zijn röntgenopnamen van de lage rug en bekken gemaakt en klager is beoordeeld en behandeld door de fysiotherapeut. Ook bij deze onderzoeken werden geen anatomische afwijkingen gevonden.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de aan de inrichting verbonden arts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm.Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Zij zal, nu zij zich voldoende voorgelicht acht om op het beroep te beslissen, het verzoek tot het gelasten van een contra-expertise afwijzen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek tot het gelasten van een contra-expertise af.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.H.L. Beyaert en drs. J.R. Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 11 december 2001.

secretaris voorzitter

Naar boven