Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4373/SGA, 5 januari 2016, schorsing
Uitspraakdatum:05-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/4373/SGA
Betreft : [klager] datum: [5 januari 2016]

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift en van de aanvulling daarop, ingediend door mr.
M.L. van Gaalen, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 2 januari 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een strafcel voor de duur van tien dagen, waarvan drie dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden. Het onvoorwaardelijk deel van de disciplinaire straf is ingegaan op 1 januari 2016 om 17.00 uur en zal eindigen op 8
januari 2016 om 17.00 uur. Deze straf is aan verzoeker opgelegd omdat hij zich heeft bemoeid met een incident met een medegedetineerde, daarbij een medewerker heeft weggeduwd en na insluiting non-stop tegen de deur heeft geschopt door welk gedrag de
orde, rust en veiligheid in de inrichting zeer ernstig werd verstoord waardoor er een zeer onveilige situatie is ontstaan.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 januari 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 januari 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Op grond van de stukken, waaronder een met betrekking tot het incident opgemaakt verslag, is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker zich op
1
januari 2016 schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedragingen en dat door zijn gedrag de orde, rust en veiligheid in de inrichting zeer ernstig werd verstoord en er een zeer onveilige situatie is ontstaan. Gelet op het vorenstaande kon de
directeur - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - in redelijkheid beslissen tot de oplegging van de bestreden disciplinaire straf. De voorzitter merkt hierbij nog op dat het namens verzoeker gevoerde verweer dat verzoeker slechts de
medegedetineerde heeft weggetrokken en daarbij geen fysiek contact heeft gehad met de penitentiair inrichtingswerker niet wordt bevestigd door de waarnemingen van de PIW-ers. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.

Ten aanzien van het voorwaardelijk opgelegde deel van genoemde disciplinaire straf geldt het volgende. Nu de voorzitter enkel de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur kan schorsen en er nog geen sprake is van een tenuitvoerlegging kan
dit onderdeel van het verzoek niet in aanmerking komen voor een toewijzing daarvan. Ook dit deel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op [5 januari 2016].

secretaris voorzitter

Naar boven