Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0450/GA, 20 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Schade  v

Uitspraak

nummer: 16/450/GA

betreft: [klager] datum: 20 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag te Hoorn,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zwaag, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft het schaderapport vanwege het kapotte celluikje (klacht 2015/207).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft het raam van celluikje vernield. Dit is niet door het dienstdoende personeel vernield bij de ochtendronde. Het personeel tikt met de sleutels op de deur en niet op het raam. Bovendien is het raam van hard glas. Daar moet fors geweld voor
nodig zijn om het te vernielen. Het is zeer aannemelijk dat klager het celraampje heeft vernield. Hierover is met klager gesproken. Het is redelijk dat klager een deel van de ontstane schade vergoedt. Klager heeft mondeling ingestemd met het betalen
van
de schadevergoeding. Klager was niet heel stabiel in die periode en hiermee is rekening gehouden door klager niet ook een disciplinaire straf op te leggen. Het verbaast de directeur dat klager zich over de schadevergoeding heeft beklaagd. Pas op het
moment dat klager op zijn rekening zag dat er geld was afgeschreven vanwege de schade, heeft hij beklag ingediend.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, vierde lid, van de Pbw laat de oplegging van een straf onverlet de mogelijkheid voor de directeur om terzake van de door de gedetineerde toegebracht schade met hem een regeling te treffen. Met betrekking tot de relatie tussen
disciplinaire bestraffing en schadevergoeding staat in de Memorie van Toelichting (Vergaderjaar 1994-1995 Kamerstuk 24263 nr. 3) – voor zover hier van belang – het volgende: “De mogelijkheid bestaat van verrekening van de schadevergoeding met
bijvoorbeeld de uitbetaling van het arbeidsloon door de directeur. Dit kan eenvoudig geschieden door de rekening courant-verhouding die bestaat tussen de gedetineerde en de inrichting. Het dient bij een dergelijke verrekening te gaan om twee
geldvorderingen die beide, dus schadevergoeding en bijvoorbeeld arbeidsloon dan wel het tegoed op diens rekening, direct door de rechthebbende opeisbaar zijn. Instemming met deze verrekening van de gedetineerde is niet vereist.”

De beroepscommissie overweegt dat bij de constatering van de schade een schadevergoedingsrapport opgelegd kon worden wegens vernieling. Hoewel instemming met de schadeverrekening niet is vereist blijkens de Memorie van Toelichting, is in de huisregels
opgenomen dat alleen met toestemming van de gedetineerde de schade kan worden verhaald middels het rekening-courantsaldo. Uit het verhandelde bij de beklagzitting blijkt dat klager tijdens het rogatoir verhoor te kennen heeft gegeven dat hij heeft
ingestemd met de schadeafhandeling, omdat het alternatief was dat hij ‘achter de deur moest’. Niet is gebleken dat klager onder dwang heeft ingestemd met de schadeafhandeling. Gelet hierop is het beroep gegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag met nummer 2015/207 alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven