Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1922/GB, 13 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1922/GB

Betreft: [klager] datum: 13 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.P.J. van Riel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juni 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 17 juni 2016 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Zutphen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 18 mei 2016 is klager opgeroepen zich op 17 juni 2016 te melden in de p.i. Zutphen voor het ondergaan van 472 dagen gevangenisstraf. Op 26 mei 2016 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 6 juni 2016 ongegrond is verklaard. Op 7
juni 2016 heeft klager een beroepschrift en een schorsingsverzoek ingediend. Op 9 juni 2016 heeft de schorsingsvoorzitter de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris geschorst (16/1923/SGB).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager was steeds in de veronderstelling dat er een hoger beroep zou volgen in zijn strafzaak met parketnummer 08-910050-13 als gevolg van het vonnis van de rechtbank te Almelo van 19 september
2014. Het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep werd onlangs ingetrokken. Voorts bleek het door klager ingestelde appèl niet (juist) geregistreerd. Daarom is op 26 mei 2016 opnieuwe hoger beroep ingesteld. De strafzaak is dan ook nog
altijd onder de rechter. Het kan niet zo zijn dat iemand reeds een onvoorwaardelijke gevangenisstraf uitzit terwijl het Gerechtshof hierover nog kan beslissen dat de sanctie niet opgelegd wordt of klager moet worden vrijgesproken. Er is dus geen sprake
van een onherroepelijke veroordeling. Het parket zou volgens de selectiefunctionaris hebben meegedeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard omdat het buiten de termijn is ingesteld. Een dergelijke beslissing is echter aan het
Gerechtshof en niet aan het parket.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het CJIB heeft de selectiefunctionaris verzocht klager op te roepen voor de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke veroordeling. Op 6 juni 2016 is contact geweest
met
het parket van Oost-Nederland, dat meeedeelde dat de strafzaak op 21 april 2016 onherroepelijk is geworden. Ook deelde het parket mee dat klager in het op 26 mei 2016 ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard vanwege
termijnoverschrijding.
De zitting van klagers strafzaak was op 5 september 2014, de uitspraak volgde op 19 september 2014. Klager was aanwezig tijdens de zitting en de akte is in persoon aan hem uitgereikt. Klager heeft geen hoger beroep ingesteld. Na intrekking van het
hoger
beroep door het Openbaar Ministerie is het vonnis op 21 april 2016 onherroepelijk geworden. Klager heeft geen bewijzen van het ingestelde appèl overgelegd. Op 8 juni 2016 is contact geweest met het parket, dat meedeelde dat nergens uit hun
administratie
blijkt dat het appèl niet (juist) is geregistreerd.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 557, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering mag, voor zover niet anders is bepaald, geen beslissing worden tenuitvoergelegd zolang daartegen nog enig gewoon rechtsmiddel openstaat en, zo dit is aangewend, totdat het
is ingetrokken of daarop is beslist.

4.2. Klager is opgeroepen voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 472 dagen met parketnummer 08-910050-13. Klager stelt echter dat tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep is ingesteld. De beroepscommissie begrijpt uit het
standpunt van de raadsman van klager dat tweemaal beroep is ingesteld, waarbij het eerste beroep (niet) juist zou zijn geregistreerd. De selectiefunctionaris verwijst naar mededelingen van het parket waaruit zou blijken dat het betreffende vonnis van
de
rechtbank onherroepelijk is en het op 26 mei 2016 ingestelde hoger beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Wat hier ook van zij, de omstandigheid dat hoger beroep is ingesteld brengt in het licht van voormeld artikel
557 mee dat met de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf nog geen aanvang mag worden genomen. Bovendien is de beslissing op het hoger beroep, dus ook een eventuele niet-ontvankelijkverklaring, aan de rechter. Aan de mededeling van het parket over de
verwachte uitkomst van het beroep moet derhalve worden voorbijgegaan.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is derhalve in strijd met de wet. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De beroepscommissie
volstaat
met een vernietiging van de bestreden beslissing. Aangezien de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf nog niet is aangevangen, komt klager niet in aanmerking voor een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven