Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1239/GA, 18 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:18-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:   17/1239/GA

 

betreft:     [Klager]                                                                         datum: 18 september 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 april 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Zwaag, betreffende het niet mogen invoeren van gekopieerde cd’s
(ZW-2017-027),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft klager (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw
mr. C.A. Bouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De beoordeling
    Klager heeft in beroep aangevoerd dat hij het vreemd vindt dat de beklagrechter heeft beslist zonder hem te horen.

    Uit artikel 62, tweede lid, Pbw juncto artikel 64, eerste lid, Pbw volgt dat de voorzitter dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie het klaagschrift als enkelvoudig lid van de beklagcommissie kan afdoen indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. In dat geval hoeven klager en de directeur niet in de gelegenheid te worden gesteld om mondelinge opmerkingen te maken. Van deze bevoegdheid is in dit geval gebruik gemaakt.

    Onder 4.5.1.2 van de huisregels worden de toegestane voorwerpen vermeld, onder meer een maximaal aantal van 10 originele cd’s. Naar het oordeel van de beroepscommissie behoren daartoe niet de door klager gewenste cd’s.

    Op grond van de huisregels kan de directeur evenwel van deze regel afwijken, hetgeen tot een gemotiveerde en kenbare afweging had moeten leiden tussen enerzijds het belang van klager bij het onder zich houden van de gewenste cd’s en anderzijds de belangen als vermeld in artikel 45, eerste en tweede lid, van de Pbw. Uit de beslissing van de directeur blijkt niet van een dergelijke belangenafweging. Gelet hierop is de beslissing van de directeur onvoldoende inzichtelijk. De directeur zal daarom worden opgedragen een nieuwe en dan gemotiveerde beslissing te nemen.

  2. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van bovenstaande.
     

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 18 september 2017

     

                       

     

                         secretaris                                                           voorzitter

     

     

     

     

     

Naar boven