Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0846/SGA, 14 maart 2016, schorsing
Uitspraakdatum:14-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/846/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 14 maart 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.S. ten Doesschate, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Karelskamp te Almelo.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 10 maart 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van
opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen, ingaande op 10 maart 2016 om 13.00 uur en eindigende op 15 maart 2016 om 13.00 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het door de raadsman van verzoeker met het schorsingsverzoek meegezonden klaagschrift van 11 maart 2016, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 11 maart 2016. De voorzitter gaat
ervan uit dat de secretaris van de beklagcommissie bij voormelde locatie genoemd klaagschrift, dat door de Raad ter kennisneming naar de beklagcommissie was gestuurd, inmiddels heeft ingeboekt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit het op 10 maart 2016 opgemaakte verslag, dat heeft geleid tot de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf, komt naar voren dat dit verslag niet, zoals voorgeschreven in artikel 50 van de Pbw, aan verzoeker is aangezegd door de
verslaglegger.
Dat aanzeggen is een verplichting waaraan moet zijn voldaan alvorens de directeur kan overgaan tot oplegging van een disciplinaire straf. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet
en
dat het verzoek om die reden voor toewijzing in aanmerking komt.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 14 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven