Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1125/SGA, 7 april 2016, schorsing
Uitspraakdatum:07-04-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/1125/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 7 april 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in Detentiecentrum Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld detentiecentrum van 2 april 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van tien dagen, ingaande op 1 april 2016 om 20.45 uur en eindigende op 11 april 2016 om 20.45 uur, wegens het in bezit hebben van contrabande.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 3 april 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 april 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Op grond van de door de directeur verstrekt inlichtingen, waaronder een verslag van 1 april 2016, wordt – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter - voldoende aannemelijk dat bij gelegenheid van een speciale celinspectie contrabande (een Samsung telefoon met oplader, een Blackberry telefoon, twee gedemonteerde scheermesjes, naald en draad, een geprepareerde USB kabel en een
geprepareerde adapter) in de meerpersoonscel van verzoeker is aangetroffen en dat deze contrabande aan verzoeker toebehoorde. Het verweer van verzoeker dat hij nimmer op de hoogte is gesteld van het feit dat het bezit van genoemde voorwerpen op cel
verboden is, treft geen doel reeds gelet op de omstandigheid dat verzoeker het merendeel van genoemde voorwerpen in zijn cel had verstopt. Gelet op het vorenstaande kon de directeur in redelijkheid onderhavige disciplinaire straf opleggen. Het verzoek
zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 7 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven