Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3758/GA, 9 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3758/GA

betreft: [klager] datum: 9 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2015 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De directeur van de p.i. Middelburg heeft op 23 maart 2016 schriftelijk laten weten verhinderd te zijn te verschijnen ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2016, gehouden in de locatie De Schie, en heeft verzocht om aanhouding van de
behandeling van het beroep.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Het aanhoudingsverzoek is afgewezen. Nu klager evenmin ter zitting is verschenen is derhalve geen verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van cannabis.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en heeft aan klager een tegemoetkoming van € 22,50 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij klager zijn sporen van THC aangetroffen in zijn urine. Ondanks de lage score is het bewezen dat er na de vorige afname toch is gebruikt. Bij
geen
gebruik kunnen er geen verboden stoffen worden aangetroffen na een periode van ongeveer vier weken. Het kreatininegehalte is bij beide afnames nagenoeg gelijk. Uit de historie blijkt dat klager regelmatig is gesanctioneerd voor drugsgebruik. Dit maakt
aannemelijk dat hiervan ook in de tussenliggende periode sprake is. Op 7 september 2015 is een rapport opgemaakt vanwege het aantreffen van bolletjes drugs.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Bij de beoordeling van de urinecontrole van 6 september 2015, naar aanleiding waarvan de onderhavige disciplinaire straf is opgelegd, scoorde klager positief op het gebruik van cannabis, waarbij de aangetroffen THC-waarde 151 ug/l bedroeg. In het
daaromtrent vermelde rapport staat als de ratio tussen de THC-waarde (151 ug/l) en de kreatininewaarde (13,4) - de THC-kreatinineratio - 11,3 vermeld. In eerdere uitspraken heeft de beroepscommissie bepaald dat in zaken als de onderhavige niet de in de
urine aangetroffen hoeveelheid cannabinoide stoffen (de THC-waarde) bepalend is voor de vraag of een gedetineerde sinds de laatste urinecontrole heeft bijgebruikt, maar dat daarvoor de THC-kreatinineratio bepalend is, afgezet tegen de eerder gemeten
THC-kreatinineratio. Nu de directeur geen gegevens heeft overgelegd van de THC-kreatinineratio bij de voorgaande urinecontrole van 30 juli 2015, noch van die ratio bij een andere voorgaande urinecontrole, kan niet eenduidig worden beoordeeld of er al
dan niet sprake is van bijgebruik. De beslissing van de directeur is daarom genomen op een grond die deze niet kan dragen en mitsdien onredelijk en onbillijk. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. J.G.A. van den Brand en drs. F.M.J. Bruggeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven