Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1449/GA, 28 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1449/GA

betreft: [...] datum: 28 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 april 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Zuid in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 2 maart 2016 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing van de directeur is onvoldoende onderbouwd. De checklist die de directeur gebruikt bij de beoordeling van een verlofaanvraag komt niet overeen met de weigeringsgronden uit de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Het reclasseringsrapport waar de directeur zich op beroept is verouderd. Er is nimmer contrabande aangetroffen bij klager. Er is geen sprake van alcoholmisbruik en schulden. Het geld dat door klager
is
overgemaakt was ten behoeve van de aanschaf van meubels. Klager heeft een regeling getroffen met het Centraal Justitieel Incassobureau voor het betalen van zijn openstaande boetes. Klager is in de afgelopen periode frequent bij het Re-integratiecentrum
geweest en maakt daar een gemotiveerde indruk. De einddatum van klagers detentie nadert en zijn belang bij fasering en resocialisatie dient zwaarder te wegen.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
Het multidisciplinair overleg van de locatie Zuid heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is thans gedetineerd vanwege de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden. Aansluitend dient hij dertig dagen gevangenisstraf te ondergaan. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 15 augustus
2016. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van acht dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.

De directeur heeft klagers verlofaanvraag afgewezen op grond van een ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, drugsgebruik of een poging tot invoer van contrabande (artikel 4, aanhef en onder c van de Regeling tijdelijk verlaten
van de inrichting (de Regeling)) en op grond van gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken (artikel 4, aanhef en onder d van de Regeling).

De beroepscommissie stelt voorop dat de directeur voorafgaande aan zijn beslissing op een verzoek om algemeen verlof een kenbare afweging moet maken tussen enerzijds het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en anderzijds de algemene
belangen van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving. Naarmate de einddatum van de detentie nadert, dient het belang van de gedetineerde bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij steeds
zwaarder
te wegen.

Klagers einddatum nadert. Klager heeft toegelicht dat hij tijdens zijn verlof onder meer zaken wil regelen die van belang zijn voor een goede terugkeer in de maatschappij.

Uit het sanctiekader Drugsontmoedigingsbeleid (DOB) volgt dat in geval van harddrugsgebruik de eerstvolgende verlofaanvraag wordt ingetrokken/afgewezen. Uit de stukken blijkt dat klager positief heeft gescoord op harddrugsgebruik bij een urinecontrole
op 20 december 2015. Op 31 december 2015 is klagers vorige verlofaanvraag op deze grond afgewezen.

Hoewel ook uit het reclasseringsrapport blijkt dat klager problemen heeft met drugs, blijkt uit de stukken niet dat klager in de periode tussen de urinecontrole van 20 december 2015 en de bestreden beslissing van 2 maart 2016 drugs heeft gebruikt. Op
grond van het sanctiekader DOB is een tweede intrekking/afwijzing van verlof op grond van dezelfde score niet aangewezen.

Gelet op het vorenstaande en nu voorts niet is geconcretiseerd waaruit blijkt dat klager niet betrouwbaar zou zijn met betrekking tot het nakomen van afspraken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur onvoldoende is
onderbouwd. Zij zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal de bestreden beslissing vernietigen en de directeur opdragen binnen een termijn van twee weken een
nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. W. F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 28 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven