Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0982/JB, 28 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/982/JB

Betreft: [klager] datum: 28 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens

[...], geboren op [1993], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 17 maart 2016 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2016, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is gehoord namens klagers raadsman mr. S.J. van Galen. Tevens is verschenen dhr. [...], manager primair proces bij de justitiële jeugdinrichting
(j.j.i.) De Hunnerberg.
De selectiefunctionaris heeft op 30 mei 2016 schriftelijk laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een TBS-inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 24 april 2012 de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. Tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel werd klager verdacht van een nieuw
strafbaar feit, ter zake waarvan hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Op 31 augustus 2015 is de p.i.j.-maatregel hervat in de j.j.i. De Hunnerberg. Bij rechtelijke uitspraak van 14 december 2015 is de termijn van de
p.i.j.-maatregel verlengd voor de duur van twee jaren. Klager heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Op 1 februari 2016 heeft klager verzocht te worden overgeplaatst naar een TBS-inrichting.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een volwassen setting. Hij is 23 jaar en verblijft in een jeugdinrichting. Klager meent dat er een groot
leeftijdsverschil is tussen hem en de doelgroep van de inrichting. Voortzetting van de behandeling binnen de inrichting dient geen doel, nu deze sterk is gericht op de jeugdigen rondom klager. Verwezen wordt naar RSJ 29 april 2016, 15/3729/TB, waarin
de
beroepscommissie heeft beslist dat klagers behandeling binnen een j.j.i. niet voortgezet kan worden nu de plaatsingsmogelijkheden binnen de j.j.i.’s zijn uitgeput en waarbij klagers belang op een behandeling is meegewogen. De selectiefunctionaris
oordeelt ten onrechte dat de p.i.j.-maatregel in een j.j.i. uitgevoerd dient te worden. Het staat de selectiefunctionaris op grond van artikel 77s, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht jo. Artikel 4, eerste lid, onder f, van de Beginselenwet
verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) vrij om klager in een TBS-inrichting te plaatsen. Het advies van dhr. W. van de j.j.i. Eikenstein is van belang. Hij heeft geadviseerd om een verlenging van de p.i.j.-maatregel ten uitvoer te leggen in een
TBS-inrichting. Niet gebleken is dat het advies tot plaatsing in een TBS-inrichting is ingegeven vanwege de sluiting van Eikenstein. Het advies is juist toegespitst op klagers omstandigheden. Bovendien kon dhr. W., in tegenstelling tot De Hunnerberg,
een zeer concreet advies uitbrengen. De Hunnerberg kende klager nog onvoldoende voor een individueel toegesneden, op hun inzichten gebaseerd, advies. De behandeling is nog niet aangevangen omdat klager medewerking weigert. Hij is wel gemotiveerd voor
behandeling binnen een TBS-inrichting. Klager kan begin juli naar de ForCa. Hij is voornemens om mee te werken.

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
In navolging van het advies van De Hunnerberg acht de selectiefunctionaris een overplaatsing naar een TBS-inrichting niet in het belang van klager, daar een p.i.j.-maatregel is opgelegd welke in een j.j.i. ten uitvoer gelegd dient te worden. Vanuit de
j.j.i. Eikenstein is - vanwege haar sluiting - geadviseerd dat klager op basis van zijn geschiedenis en ontwikkeling wellicht geplaatst kan worden in een TBS-inrichting.
De selectiefunctionaris heeft besloten om klager in De Hunnerberg te plaatsen en heeft aan voornoemde inrichting meegegeven om op basis van een actuele indicatie op termijn te bekijken of plaatsing in een TBS-inrichting geïndiceerd is. Naar aanleiding
van het beroepschrift is wederom advies gevraagd aan De Hunnerberg. Klager zou begin juli opgenomen kunnen worden op de ForCa. Klager gaat hiermee akkoord en heeft aangegeven te willen meewerken. Er is vooralsnog geen aanleiding om over te gaan tot
overplaatsing naar een TBS-inrichting. De benodigde behandeling kan in de j.j.i. geboden worden. De p.i.j.-maatregel wordt opgelegd met onder meer het doel om terug te keren in de maatschappij na heropvoeding en behandeling. Hierbij hoort een
resocialisatietraject waarin middels verlof geoefend kan worden. In een TBS-inrichting komt klager niet of laat in aanmerking voor verlof, hetgeen niet in het belang is van zijn ontwikkeling.

4. De beoordeling
Klagers verzoek tot overplaatsing van de j.j.i. De Hunnerberg naar een TBS-inrichting is afgewezen op de gronden dat overplaatsing naar een TBS-inrichting niet in het belang van klager wordt geacht en de benodigde behandeling in voornoemde j.j.i.
geboden kan worden.

De Hunnerberg heeft bij advies van 14 maart 2016 aangegeven dat klagers behandeling in het kader van de p.i.j.-maatregel binnen voornoemde j.j.i. voortgezet kan worden. De individuele aanpak en de methodiek bieden voldoende handvatten om de behandeling
vorm te kunnen geven. De behandeling wordt op maat afgestemd en is toegesneden op de behandeling van jongeren en jongvolwassenen met (persoonlijkheids)problematiek zoals die vooralsnog bij klager herkend wordt.
Bij advies van 3 mei 2016 heeft De Hunnerberg aangegeven dat klager gebaat is bij behandeling in voornoemde j.j.i. en dat een op maat gesneden behandeltraject voor hem is uitgezet. Daarbij wordt gebruik gemaakt van eerdere diagnostiek,
procesdiagnostiek
en de delictanalyse, waar klager inmiddels mee is gestart. Voor een onafhankelijk behandel- en plaatsingsadvies wordt een forensische observatie bij de ForCa ingezet. De nog onvoltooide delictanalyse wordt in de ForCa afgemaakt om vertraging in klagers
traject te beperken.

Klagers raadsman verwijst naar een advies van dhr. W. van de j.j.i. Eikenstein, hetgeen (gedeeltelijk) is geciteerd in het overplaatsingsverzoek, inhoudende dat klager wellicht in een TBS-inrichting geplaatst kan worden indien de p.i.j.-maatregel wordt
verlengd. In de verlengingsbeslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 14 december 2015 heeft dhr. W. als gedragsdeskundige geadviseerd over de verlenging van de p.i.j.-maatregel, maar uit deze beslissing blijkt niet van een advies tot plaatsing
in
een TBS-inrichting. Evenmin heeft de rechtbank zich uitgelaten over de plaats van tenuitvoerlegging van de verlengde p.i.j.-maatregel.

De Hunnerberg heeft gemotiveerd dat klagers behandeling binnen voornoemde j.j.i. voortgezet kan worden. Daarbij heeft de selectiefunctionaris de inrichting meegegeven om op termijn te bekijken of plaatsing in een TBS-inrichting geïndiceerd is. Gelet op
het voorgaande acht de beroepscommissie de beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van het verzoek om overplaatsing naar een TBS-inrichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, prof. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 28 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven