Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1267/GB, 27 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1267/GB

Betreft: [klager] datum: 27 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.W. Daamen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager was sinds 4 augustus 2015 gedetineerd en verbleef in de locatie Roermond. Op 31 mei 2016 is hij in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek om plaatsing in een p.p. is afgewezen, omdat verzoeker zich recentelijk niet zou hebben gehouden aan de voorwaarden voor een verlof en het te laat terugkeren in de inrichting. Daardoor werd onbetrouwbaarheid bij het nakomen van afspraken
aanwezig geacht. Klager betwist dit. Bij gelegenheid van zijn tweede algemeen verlof is klager op 28 maart 2016 gaan zwemmen in het zwembad in Den Bosch. Daar is de accu van zijn enkelband leeggeraakt. Hierdoor is klager gedurende een korte periode van
ongeveer twee uur buiten beeld van de meldkamer van de reclassering geweest. Toen dit werd opgemerkt, is er contact geweest tussen klager en de reclassering. Hij heeft daarna de enkelband gedurende een uur opgeladen en hij heeft na het verlaten van het
zwembad contact opgenomen met een medewerker van de reclassering. Hem is toen toestemming gegeven naar huis te rijden en aldaar de accu van de enkelband verder op te laden. Klager heeft dit gedaan en hij heeft toen ook de inrichting op de hoogte
gesteld
van de latere aankomsttijd, omdat hij zijn enkelband moest opladen. Hoewel klager verweten kan worden dat hij de enkelband niet tijdig heeft opgeladen, is hem bij het eerste noch het tweede verlof een instructiekaart overhandigd. Hij heeft daarvoor wel
getekend, maar het aansluiten van de enkelband ging dermate haastig, dat de kaart toen is achtergebleven in de koffer van de enkelband. Klager heeft van die kaart geen kennis kunnen nemen en was dus niet op de hoogte van de laadinstructies.
Klager heeft tijdens dat (tweede) verlof de voorwaarden van het locatieverbod niet overtreden. Hij is gaan zwemmen in Den Bosch. Dit zou kunnen blijken uit de camerabeelden van het zwembad. Namens klager is om verstrekking van die beelden verzocht maar
deze zijn tot heden niet verstrekt. Uit het overgelegde toegangsbewijs kan wel blijken dat klager toen omstreeks 11.54 het zwembad heeft betreden. Klager heeft zich toen niet begeven in de omgeving van de Trompstraat in Eindhoven, waarvoor het
locatieverbod gold. Toen het klager duidelijk werd dat hij niet te lokaliseren was, heeft hij direct contact opgenomen met de reclassering en overleg gevoerd hoe hij met een en ander moest omgaan. Hij heeft zich toen zo veel als mogelijk aan de
voorwaarden gehouden. Hieruit kan geen onbetrouwbaarheid worden afgeleid.
De selectiefunctionaris heeft daarnaast in zijn beslissing niet de naderende v.i.-datum van klager meegewogen. Het belang van resocialisatie was daarom voor klager groot. Dit wordt ook onderschreven door de beroepscommissie, zoals kan blijken uit haar
uitspraken. Doordat daarmee geen rekening is gehouden, is geen sprake van een goede belangenafweging en dus van een motiveringsgebrek.
In een aanvullende toelichting op het beroep wordt nogmaals uitdrukkelijk aangevoerd dat klager direct nadat hij had gemerkt dat de accu van de enkelband leeg was, contact heeft opgenomen met de reclassering. De selectiefunctionaris was hiervan op de
hoogte. Er wordt daarom gepersisteerd bij hetgeen eerder namens klager naar voren is gebracht. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en , indien de uitspraak na zijn invrijheidstelling mocht volgen, klager een financiële tegemoetkoming toe te
kennen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Bij het nemen van de hier aan de orde zijnde beslissing heeft de selectiefunctionaris kennis gehad van de visie van klager op het een en ander. Allereerst geldt dat bij het aanleggen van de enkelband standaard nadrukkelijk wordt medegedeeld dat de accu
te allen tijde geladen dient te zijn. Klager heeft in zijn brief van 2 april 2016 bevestigd het locatieverbod te hebben overtreden en legt de schuld daarvoor bij zijn vriendin. Ten tijde van de beslissing lag klagers fictieve ontslagdatum zeven weken
ver weg. Gelet op de aard van de incidenten ontbrak het vertrouwen in een goed verloop van het p.p. Het elektronisch toezicht was in klagers geval geïndiceerd in verband met ongewenste slachtofferconfrontatie.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels niet meer gedetineerd is, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. Onweersproken is dat klager tijdens zijn tweede verlof (op 28 maart 2016) niet heeft voldaan aan alle voorwaarden die waren verbonden aan een hem verleend verlof.
Klager heeft, zo komt uit zijn brief van 2 april 2016 naar voren, het hem opgelegde locatieverbod overtreden. Die overtreding kan klager worden aangerekend. Klager was bekend met dat verbod en heeft een eigen verantwoordelijkheid om zich daaraan te
houden. Het slachtoffer van het door klager gepleegde misdrijf, ter bescherming van wie dat locatieverbod gold, moet daarop kunnen vertrouwen.
Klager had tijdens dat verlof een enkelband in het kader van elektronisch toezicht. Bij het aanleggen van een dergelijke enkelband heeft de inrichting die de enkelband aanlegt, de verplichting klager op de hoogte te stellen van de daarbij geldende
voorwaarden.
De enkele stelling van klager dat dit niet zou zijn gebeurd, is – zonder nadere feitelijke onderbouwing – onvoldoende voor de aanname dat dit niet – ten minste mondeling – zou zijn gebeurd. Daarnaast heeft klager, die eerder een enkelband heeft
gedragen, een eigen verantwoordelijkheid voor het goed functioneren daarvan. De omstandigheid dat klager te laat is teruggekeerd, is inherent aan het leegraken van de accu van de enkelband en kan alleen al daarom mede aan klager worden verweten.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet onredelijk en onbillijk moet worden geacht en dat het beroep ongegrond moet worden
verklaard.

De omstandigheid dat klager kort voor de datum van zijn invrijheidstelling stond, maakt dit oordeel, gelet op de aanleiding voor het opleggen van de voorwaarden die zijn overtreden, niet anders.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven