Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1193/GB, 27 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1193/GB

Betreft: [klager] datum: 27 Juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was sedert 4 juli 2015 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de p.i. Arnhem, van waaruit hij op 29 februari 2016 is geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis in Zutphen, waar hij ook daadwerkelijk is geplaatst. Op 29 april
2016 is klagers detentie geëindigd.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Hij is van mening dat de bestreden beslissing onvoldoende en ondeugdelijk is gemotiveerd. Er wordt slechts opgemerkt dat klager in verband met een optimale capaciteitsbenutting is geselecteerd voor de p.i. Achterhoek. Waarom klager daarvoor moest
worden
overgeplaatst en niet een andere gedetineerde, is onduidelijk. De selectiefunctionaris heeft geen belangenafweging gemaakt. De overplaatsing heeft voor klager grote gevolgen. In verband met klagers medische gesteldheid was het beter hem in Arnhem te
laten verblijven. De selectiefunctionaris is bij zijn beslissing ten onrechte voorbij gegaan aan klagers specifieke toestand. Daartoe wordt verwezen naar klagers medisch dossier, dat bij de stukken van het bezwaar is gevoegd. Klager heeft zich in de
p.i. Arnhem steeds goed gedragen en heeft steeds zogenaamd ‘groen’ gedrag vertoond. Omdat klagers einddatum in zicht kwam, was het beter geweest hem niet meer in een nieuwe situatie, met de bijbehorende gewenningsproblematiek, te brengen. Ook is het
belang van plaatsing in de eigen regio zwaarwegend, hetgeen de beroepscommissie onderschrijft, en mag niet zonder meer ondergeschikt worden gemaakt aan het belang van beschikbare capaciteit. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard. Klager zou
daarbij in aanmerking moeten komen voor een financiële tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris stelt zich op het standpunt dat klager inmiddels in vrijheid is gesteld en om die reden geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Klager zou daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels niet meer gedetineerd is, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.2. De p.i. Achterhoek is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die onherroepelijk was veroordeeld, kon in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.4. Een van de uitgangspunten bij de selectie van gedetineerden is de plaatsing van veroordeelde gedetineerden in de regio van herkomst. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken, indien daarvoor voldoende zwaarwegende redenen zijn. Waar Arnhem in
het kader van een regioplaatsing meer voor de hand had gelegen, is klager in de gevangenis in Zutphen geplaatst, omdat de selectiefunctionaris het belang van een goede capaciteitsbenutting hoger heeft ingeschat dan de plaatsing in de eigen regio. De
beroepscommissie kan zich vinden in dat argument, nu de gevangenis in Zutphen niet veel verder is gelegen van de plaats waar hij zich – blijkens het selectieadvies – na detentie zal vestigen dan de gevangenis te Arnhem.

4.5. De vraag is vervolgens of klagers medische situatie aan een overplaatsing in de weg had moeten staan.
De beroepscommissie beantwoordt die vraag ontkennend. Weliswaar had klager in de p.i. Arnhem, blijkens zijn medisch dossier, veelvuldig contact met de Medische Dienst van de die inrichting, maar dat hoeft geen contra-indicatie voor een overplaatsing op
te leveren. De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het gegeven dat bij een overplaatsing ook het medisch dossier van de gedetineerde wordt overgedragen aan de ‘nieuwe’ inrichting en dat bij binnenkomst in de inrichting een ‘intake’ wordt gedaan
door de Medische Dienst aldaar. De beroepscommissie heeft geen aanleiding aan de medische verzorging in de p.i. Achterhoek te twijfelen.

4.6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven