Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2106/SGA, 24 juni 2016, schorsing
Uitspraakdatum:24-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

Nummer : 16/2106/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 24 juni 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 16 juni 2016, inhoudende de terugplaatsing naar het basisprogramma
(degradatie).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 17 juni 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 juni 2016. Klagers raadsman, mr. A.S. van der Biezen is (herhaald) in de gelegenheid gesteld om het
schorsingsverzoek nader toe te lichten. De raadsman heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker in de inrichting in de aan de beslissing voorafgaande periode van
zes weken zogenaamd ‘oranje’ en ‘rood’ gedrag heeft vertoond. Dat gedrag alsmede de door de directeur gemaakte belangenafweging staat in de mededeling van de bestreden beslissing omschreven en is mitsdien voldoende kenbaar. Gelet daarop kon de
directeur, nu ook overigens aan de door de beroepscommissie aan beslissingen als de onderhavige gestelde eisen is voldaan, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid de bestreden beslissing nemen. Het verzoek zal daarom worden
afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven