Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2127/GA, 12 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:    17/2127/GA

Betreft:       [klager]                                                                         datum: 12 september 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Wortel, namens


[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 juni 2017 genomen beslissing van de directeur van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
 

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 september 2017, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Wortel, en namens de directeur, […], behandelaar bij CTP Veldzicht.

Als toehoorder was aanwezig J.A. van den Brand, lid van de Raad.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
 

  1. De inhoud van de bestreden beslissing
    Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 28 juni 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

     

  2. De standpunten

    Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Niet gebleken is dat dwangbehandeling noodzakelijk is vanwege de afwending van gevaar voor klager of anderen. Klager heeft geen agressief gedrag naar zichzelf of anderen vertoond. Hij zou zijn toilet en wasbak hebben vernield, maar daaruit kan niet de conclusie worden getrokken dat hij daardoor een gevaar voor de gezondheid en veiligheid van zichzelf of anderen is. Ook blijkt uit de stukken niet wanneer dit zou zijn gebeurd en of de vernielingen hebben plaatsgevonden als gevolg van waanideeën.

    In de stukken wordt een beeld van klager geschetst waarin hij zich niet herkent. Hij heeft geen waanideeën. In de keuken wordt gesjoemeld met het eten. Er zitten poep en sperma in het eten. Dit gebeurt alleen in Veldzicht. Klager is moslim en gaat in dialoog met mensen over zijn opvattingen. Dat is zijn recht op vrijheid van meningsuiting. Alles wat hij verkondigt, is wetenschappelijk, geschiedkundig en feitelijk onderbouwd. Hij heeft aangifte tegen de anti-islam campagne van Wilders gedaan, omdat de uitlatingen van Wilders iets met hem doen als moslim, maar hij ontkent zich negatief te hebben uitgelaten over het christendom. Dat is gelogen. Klager geeft aan een boek te schrijven en dit in alle rust op zijn cel te doen, waardoor hij ook graag op zijn cel is. Hij wil als dit boek klaar is, het laten publiceren.

    Ook is niet gebleken dat een minder ingrijpend middel of alternatief niet voorhanden zou zijn om het gestelde gevaar af te wenden. Verwezen wordt naar RSJ 23 september 2016, 16/699/GA en RSJ 16/2298/GA, 9 september 2016, beroep RSJ 16/2298/GA, 9 september 2016, beroep .

    De dwangmedicatie brengt klager geestelijke en lichamelijke schade toe. Hij voelt zich uitgeput en slaperig. Hij verzoekt om vergoeding van zijn proceskosten.

    Namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Er is sprake van gevaar richting personeel / behandelaars en medepatiënten. Klager heeft psychotische verschijnselen. Hij heeft last van realiteitswanen, grootheidswanen en vergiftigingswanen. Hij zondert zich af op zijn kamer en weigerde een periode eten en drinken. Ook vertoonde hij bizar gedrag en ruimde hij zijn ontlasting op met zijn handen. Hij liet zich negatief uit over het christendom. Klager weigert iedere vorm van behandeling en doet niet mee aan het dagprogramma. Hij weigert contact met de imam, want hij weet het veel beter dan de imam. Alternatieven zijn onderzocht. Er is een observatieperiode ingesteld waarin het contact tussen klager en het personeel en medepatiënten is geobserveerd en gekeken is of bij klager sprake is van een psychiatrisch probleem of niet. In een gesprek kan klager heel beleefd en vriendelijk zijn, maar zodra hij beperkt of geconfronteerd wordt, wordt hij heel boos. Ook uitte klager bedreigingen naar het personeel, zoals ‘ik maak jullie kapot’. Het personeel durfde klager niet zonder beveiliging te benaderen. Klager heeft op 27 juli 2017 uit het niets een sociotherapeut aangevallen, die als gevolg daarvan in het ziekenhuis moest worden opgenomen met een hersenschudding. Dit incident vond plaats na het starten van de dwangbehandeling.

    De onafhankelijke psychiater die klager heeft beoordeeld in het kader van een second opinion, is een interne psychiater, maar dit doet niets af aan zijn onafhankelijkheid.

     

  3. De beoordeling

    Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats, voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (a-dwangbehandeling).

    In de beslissing van 28 juni 2017 is vermeld dat de a-dwangbehandeling noodzakelijk is vanwege het gevaar voor de gezondheid of veiligheid van klager zelf of anderen.

    Voor de vaststelling van het gestelde gevaar dienen op de situatie in detentie toegesneden feiten en omstandigheden te worden aangevoerd, waaruit de relatie met de stoornis en de aannemelijkheid van het gevaar kunnen worden afgeleid.

    Uit de bestreden beslissing volgt dat klager zich volgens de behandelend psychiater in sterke mate van medepatiënten afzondert. Hij is mondjesmaat in contact met de groepsleiding en wijst regelmatig de gesprekken met de psychiater af. Hij vertoont bijzondere rituelen die godsdienstig geïnspireerd lijken te zijn, maar niet inhoudelijk op religie gebaseerd. Hij heeft almachts- en grootheidswanen. Door de realiteit is hij niet te corrigeren; hij heeft extreme negatieve meningen ten opzichte van christenen en joden. Hij gaat de laatste tijd steeds meer achteruit. Hij vernielt dingen op zijn kamer zoals de toiletpot. Wanneer hij confronterend benaderd wordt, kan hij verbaal dreigend worden. Hij heeft geen ziekte-inzicht en weigert medicatie te nemen om zijn psychische toestand te verbeteren.

    Uit het advies van de niet bij de behandeling betrokken psychiater volgt – onder meer – dat klager aanvankelijk recreëerde met een beperkte groep medepatiënten, maar na een aantal radicale uitspraken, waardoor de overige patiënten werden ontwricht, is teruggezet in een individueel programma. Klager vertelde over een oorlog tegen de islam, die volgens hem omgezet zal worden naar een oorlog tegen het christendom, hindoeïsme, taoïsme enzovoort. Hij denkt dat hij de uitverkorene is. Hij komt verward over, heeft spullen kapot gemaakt en vertoont bizar gedrag, zoals het opruimen van poep met zijn handen. Er is sprake van grootheidswanen en een uitgesproken haat tegen joden en christenen, zonder enige terughoudendheid. Onderstimulering en het verder verdiepen in zijn geloof kunnen een verdieping van de psychose veroorzaken, waarbij agressieve uitbarstingen naar vermeende ‘tegenstanders’ tot de risico’s behoren. Er is sprake van een manisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis.

    Hoewel uit de stukken volgt dat klager is gediagnosticeerd met een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en hij hiervoor behandeling behoeft, acht de beroepscommissie de onderbouwing van het gevaarscriterium van de zijde van de directeur vooralsnog onvoldoende. De omstandigheid, zoals verwoord door dr. Ten B., dat sprake zou zijn van een risico voor ‘vermeende tegenstanders’, is daartoe onvoldoende. Uit de stukken blijkt onvoldoende welke concrete op de situatie toegesneden feiten en omstandigheden maken dat klager een gevaar voor de gezondheid en veiligheid van zichzelf dan wel van anderen vormt. Dat klager op 27 juli 2017 uit het niets een sociotherapeut heeft aangevallen, kan geen rol spelen bij de beoordeling van de bestreden beslissing, nu dit incident heeft plaatsgevonden na het nemen van de beslissing tot toepassing en na de toepassing van a-dwangbehandeling. Aan een ingrijpend middel als de dwangbehandeling dient een gedegen motivering ten grondslag te worden gelegd. De huidige motivering wordt onvoldoende zwaarwegend geacht om toepassing van het onderhavige ingrijpende middel te rechtvaardigen. De beslissing van de directeur bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen moet daarom worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

    De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 50,=. Voor een veroordeling in de proceskosten, zoals namens klager is verzocht, geldt dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.
     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.


     

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, drs. W.A.T. Bos en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 september 2017

 

                                                                                                                                                          

 

                   secretaris                                                    voorzitter

 

Naar boven