Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0929/GB, 17 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/929/GB

Betreft: [klager] datum: 17 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 maart 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) in de regio Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 18 december 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de locatie Torentijd te Middelburg. Vanuit dit h.v.b. is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij in een h.v.b. zo dicht mogelijk bij het arrondissement van vervolging moet worden geplaatst. Klagers strafzaak wordt behandeld door de rechtbank in Middelburg. De afstand van Rotterdam naar Middelburg is veel korter dan
vanuit Grave. Klager verbleef in het begin van zijn detentie ook in een h.v.b. in Rotterdam en dus ziet hij niet in waarom dat niet weer zou kunnen. Klager kan in Grave geen bezoek ontvangen van zijn kinderen, omdat de reisafstand daarvoor te groot is.
Gelet op de tijd die hij al gedetineerd is, ruim vijftien maanden, is dat contact voor hem van groot belang. Hij wil daarom graag alsnog worden overgeplaatst naar een h.v.b. in de regio Rotterdam.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager werd aanvankelijk preventief gehecht in het h.v.b. van de locatie De Schie in Rotterdam. Naar aanleiding van een ernstig geweldsincident werd klager in maart 2015 overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Dordrecht. Hij werd vervolgens in
augustus 2015 overgeplaatst naar het h.v.b. in Middelbrug, waarna hij op 15 januari 2016 op grond van een zogenoemde strafoverplaatsing werd overgeplaatst naar het h.v.b. in Grave. Enkele weken nadien vroeg klager overplaatsing aan naar een h.v.b. in
de
regio Rotterdam. Dat verzoek werd afgewezen. Voor zover klager aanvoert dat zijn kinderen hem niet kunnen bezoeken, geldt dat hij eerder op eigen verzoek is overgeplaatst naar Middelburg en dat toen die (even grote) reisafstand kennelijk geen probleem
was. Tijdens zijn detentie is sprake geweest van twee strafoverplaatsingen: één keer vanwege een ernstig geweldsdelict en één keer in verband met de ernstige verdenking van afpersing en dreiging. Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd,
omdat
klager nog maar kort geleden op grond van een strafoverplaatsing vanuit Middelburg is overgeplaatst naar Grave. De directeur van de p.i. Grave heeft zich bij dat advies aangesloten. Indien klager veroordeeld zou worden, kan hij in aansluiting daarop
zijn voorkeur voor een bepaalde gevangenis kenbaar maken.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status van preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring bestemd zijn.

4.2. Na eerder naar aanleiding van een geweldsincident naar Dordrecht te zijn overgeplaatst, is klager op eigen verzoek vanuit de p.i. Dordrecht naar het h.v.b. van de locatie Torentijd overgeplaatst. In die inrichting heeft een nieuw voorval
plaatsgevonden, naar aanleiding waarvan hij is overgeplaatst naar het h.v.b. te Grave. Gelet daarop kon de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, het verzoek van klager afwijzen. De beslissing van de
selectiefunctionaris kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Voor zover klager heeft aangevoerd dat zijn kinderen hem in Grave niet of nauwelijks kunnen bezoeken, geldt dat beperkingen in de contactmogelijkheden in beginsel inherent zijn aan de detentiesituatie. De afstand van Rotterdam naar Grave is niet
zodanig
onoverkomelijk dat dit tot een ander oordeel zou moeten leiden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, i n tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven