Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1888/SGA, 8 juni 2016, schorsing
Uitspraakdatum:08-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/1888/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 8 juni 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 3 juni 2016, inhoudende – zo verstaat de voorzitter – de
terugplaatsing
van verzoeker vanuit het plus- naar het basisprogramma (degradatie).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het bij het schorsingsverzoek meegezonden afschrift van het klaagschrift van 6 juni 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 juni 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een afschrift van de bestreden beslissing, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker
zodanig gedrag heeft vertoond dat dit voor de directeur aanleiding mocht geven voor een degradatie. Die beslissing van de directeur voldoet aan de daaraan door de beroepscommissie gestelde formele en materiële eisen. Het verweer dat verzoeker door deze
beslissing extra wordt gesanctioneerd voor het aantreffen van contrabande treft geen doel, alleen al nu een terugplaatsing naar het basisprogramma geen disciplinaire straf is maar een beslissing in het kader van het re-integratiebeleid. Ook de
verwijzing naar een geval waarbij een andere gedetineerde niet gelijkelijk zou worden gesanctioneerd kan, reeds bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing, niet leiden tot een toewijzing van het verzoek. Het verzoek zal daarom worden
afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven