Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0857/GB, 12 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         17/857/GB

 

Betreft:            […]      datum: 12 september 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem in de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te plaatsen ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 24 juli 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Ter Apel. Op 3 februari 2017 is hij geplaatst in de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt. Op 1 mei 2017 is klager teruggeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Ter Apel.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager zou in de BPG-afdeling geplaatst zijn omdat hij betrokken zou zijn bij een vechtpartij in de p.i. Ter Apel. Hij werd echter in zijn verblijfsruimte aangevallen en heeft zich enkel verdedigd. De plaatsing in de BPG-afdeling van de p.i. Vught is onwenselijk omdat klager vorig jaar is neergestoken door een medegedetineerde die thans eveneens in de BPG-afdeling van de p.i. Vught verblijft. Inmiddels is klager zijn belager veelvuldig tegengekomen. De toezegging vanuit de inrichting dat beiden strikt van elkaar gescheiden zijn, is niet in overeenstemming met de feitelijke gang van zaken. Ze verblijven in hetzelfde gebouw, op kleine afdelingen, die naast elkaar gelegen zijn. Voor alle activiteiten dient klagers belager over de afdeling waar klager verblijft te lopen. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 26 januari 2017 is door de directeur van de p.i. Ter Apel een selectieadvies opgesteld. Hieruit komt naar voren dat aan klager, sinds zijn plaatsing in de p.i. Ter Apel, achttien maal een disciplinaire straf is opgelegd, onder meer wegens agressie jegens personeel en medegedetineerden. De directeur heeft geadviseerd om klager te plaatsen in de BPG-afdeling van de p.i. Vught. De incidenten, in het bijzonder het laatste incident, zijn hiertoe de aanleiding geweest. Door het gebruik van geweld vormt klager een beheersrisico. Er is geen reden te twijfelen aan de juistheid van hetgeen in het selectieadvies is opgenomen. Vanuit de p.i. Vught is gegarandeerd dat klager en de betreffende medegedetineerde volledig van elkaar gescheiden worden. Naar aanleiding van het onderhavige beroep is dit nogmaals geverifieerd.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is in op 1 mei 2017 terug geplaatst naar de p.i. Ter Apel,. Nu klager om compensatie voor de bestreden beslissing om hem in Vught te plaatsen heeft gevraagd heeft klager niettemin belang bij de behandeling van zijn beroep.

4.2.      Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3.      De selectiefunctionaris heeft de verstrekte gegevens omtrent klagers veelvuldige betrokkenheid bij (gewelds)incidenten in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin, zodat de beslissing klager te plaatsen in de BPG-afdeling van de p.i. Vught niet als onredelijk of onbillijk is aan te merken.

4.4.      Hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot de ongewenste confrontatie met een medegedetineerde maakt dit niet anders, nu deze omstandigheid niet wordt gesteund door de inlichtingen van de selectiefunctionaris die hierover meermaals navraag heeft gedaan bij de p.i. Vught.

4.5.      Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 12 september 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven