Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0992/GA, 13 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:   17/992/GA

betreft:     [klager]                                                                         datum: 13 september 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H. Tiemens, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn klagers raadsvrouw, mr. A.H. Tiemens, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almere, […], gehoord. Hoewel klager op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Ter zitting heeft de directeur van de p.i. Almere toegelicht dat klager is ontvlucht. Als toehoorder was aanwezig, […], stagiaire van de raadsvrouw.
 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
    Het beklag betreft een disciplinaire straf d.d. 2 januari 2017 van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve urinecontrole.

    De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
     

  2. De standpunten van klager en de directeur
    Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager ontkent cocaïne te hebben gebruikt en zegt dat het niet zijn urine kan zijn. Gelet hierop zal moeten vaststaan dat de procedure van de urinecontrole volgens de regels is verlopen. Uit de stukken blijkt niet dat het de urine van klager is die is gecontroleerd. In beroep is door de directeur het door klager ondertekende aanvraagformulier overgelegd. Maar hieruit blijkt onvoldoende dat de voorgeschreven procedure is gevolgd. Klager heeft een verstandelijke beperking en weet daarom niet waarvoor hij heeft getekend. De raadsvrouw van klager verwijst verder naar enkele uitspraken van de beroepscommissie waarbij ook bij een ondertekend aanvraagformulier de beroepscommissie oordeelde dat dit onvoldoende was. Klager heeft geen herhalingsonderzoek aangevraagd omdat hij geen geld had. De aanzegging van het verslag heeft te laat plaatsgevonden.

    De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een urinemonster wordt door het laboratorium alleen in behandeling genomen als het aanvraagformulier door de gedetineerde is ondertekend. Klager heeft het aanvraagformulier ondertekend, waardoor kan worden vastgesteld dat de urinecontrole op de juiste manier is uitgevoerd en dat het om klagers urine gaat. De uitslag van de urinecontrole van 24 december 2016 is op 28 december 2016 van het laboratorium ontvangen. Nadat klager hiervan op de hoogte is gesteld, heeft hij 24 uur de tijd om een herhalingsonderzoek aan te vragen. Na controle van de uitslag op 2 januari 2017 is een rapport opgemaakt dat klager is aangezegd. Klager krijgt wekelijks een urinecontrole en kent derhalve de procedure. Op het moment van de urinecontrole zijn er niet meer buisjes beschikbaar dan alleen die voor klager. De urinecontrole vindt plaats in een aparte ruimte waar goed toezicht kan worden uitgeoefend. De gedetineerde moet de buisjes stickeren en het aanvraagformulier ondertekenen. Wat betreft klagers medicatiegebruik is gebleken dat dit geen invloed heeft op de uitslag. Op 23 november 2016 is klager eerder disciplinair gestraft in verband met cocaïnegebruik.
     

  3. De beoordeling
    In artikel 3 van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) wordt de te volgen procedure bij de afname van urinemonsters beschreven. Deze procedure houdt in – kort samengevat en voor zover hier van belang – dat de gedetineerde onder toezicht zelf de urine verdeelt over de verstrekte buizen, deze buizen afsluit en voorziet van een sticker. Door de urinecontrole op voormelde wijze uit te voeren, wordt aangenomen dat de uitslag betrouwbaar is.

    In beroep is door de directeur een kopie van het aanvraagformulier drugscreening overgelegd, dat door klager is ondertekend. Op dit formulier staat onder meer: “Ondergetekenden verklaren dat de afname van de urinecontrole overeenkomstig de procedures, als beschreven in artikel 3 van [de Regeling, rsj] (…) is afgenomen”.

    De beroepscommissie is van oordeel dat door klager niet aannemelijk is gemaakt, dat ondanks het door hem getekende aanvraagformulier de afname van de urine niet volgens de procedure uit de Regeling is verlopen. Anderszins is gesteld noch gebleken dat er andere omstandigheden zijn die de uitslag van de urinecontrole in een ander daglicht plaatsen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. 
     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.


    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
    mr. R. Kokee, secretaris, op 13 september 2017

     

     

                         secretaris                                                           voorzitter

Naar boven