Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1343/GB, 12 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:    17/1343/GB

Betreft:       […]                                                                               datum: 12 september 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Figge, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 april 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
 

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
 

2. De feiten Klager is sedert 5 oktober 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Zwaag te Hoorn. Op 22 maart 2017 is hij geplaatst in de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt. Op 18 mei 2017 is hij geplaatst in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Vught, waar eveneens een individueel regime geldt.

3.  De standpunten

3.1 Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De opsomming van incidenten door de selectiefunctionaris is niet onderbouwd. In de p.i. Zwaag is eenmaal een incident geweest waarbij klager zelf ook is uitgescholden, geduwd en geslagen. De plaatsing in de BPG-afdeling van de p.i. Vught staat niet in verhouding met wat er gebeurd is. Klager is in staat in een regime van beperkte gemeenschap te functioneren. Overigens had klager ingevolge een advies van de p.i. Almere in de p.i. Zwaag in een extra zorg afdeling moeten worden geplaatst, terwijl hij daar na enkele dagen in een meerpersoonscel is geplaatst.

3.2 De selectiefunctionaris heeft daarop als volgt gereageerd. Klager is inmiddels in het PPC van de p.i. Vught geplaatst. Daardoor heeft hij geen belang meer bij behandeling van het beroep.

3.3 In de beslissing op bezwaar heeft de selectiefunctionaris toegelicht dat klager vanaf 12 maart 2017 ongewenst gedrag vertoonde en de situatie op 15 maart 2017 is geëscaleerd. Klager vormt een beheersrisico, zodat plaatsing in een individueel regime aangewezen is.
 

4. De beoordeling

4.1 Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2 Het beroep is gericht tegen de beslissing op het bezwaarschrift tegen de beslissing van 20 april 2017, strekkende tot plaatsing in de BPG-afdeling van de p.i. Vught. Inmiddels is klager geplaatst in het PPC van de p.i. Vught. Hoewel de bestreden beslissing dus niet meer wordt geëffectueerd, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.

4.3 De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.4 Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.5 De in het dossier gevoegde selectieadviezen d.d. 21 maart 2017 en 3 mei 2017 vermelden diverse incidenten met verbaal agressief en/of bedreigend gedrag van klager in de p.i. Zwaag en de p.i. Almere. Klager heeft blijkens de rapportages in beide inrichtingen niet willen meewerken aan een screening. Tegenover deze informatie staat de stelling van klager in diens beroepsschrift zoals hiervoor samengevat, waarbij klager evenwel erkent dat fysieke en verbale incidenten hebben plaatsgevonden en dat eerder was geadviseerd klager op een extra zorgafdeling te plaatsen.

4.6 Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager aldus niet voldoende onderbouwd dat de rapportages over zijn gedrag een onjuist beeld zouden schetsen en heeft de selectiefunctionaris de omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie als bedoeld in overweging 4.4

4.7 Uit het selectieadvies komt immers naar voren dat klager vanaf 15 maart 2017 onder meer personeel heeft uitgescholden en bedreigd en heeft geweigerd te eten   of te drinken. De beroepscommissie merkt op dat hongerstaking op zichzelf genomen geen aanleiding kan zijn een gedetineerde in een BPG-afdeling te plaatsen. Mede bezien evenwel de voorgeschiedenis van klager met vergelijkbare incidenten in de p.i. Almere, is de beslissing klager te plaatsen in de BPG-afdeling van de p.i. Vught niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 12 september 2017.

Naar boven