Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1753/TA, 13 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:    17/1753/TA

 

Betreft:       [klager]                                                                         datum: 13 september 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.H. Visser, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 mei 2017 genomen beslissing van het hoofd van FPC De Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.H. Visser, en namens het hoofd van de inrichting […], juridisch medewerker.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
 

De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 30 mei 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat de toediening van paliperidon geen enkel redelijk doel dient en  zijn welbevinden en daarmee zijn gedragingen op geen enkele wijze positief zullen beïnvloeden. Klager is jarenlang aangewezen geweest op constante dosering van (dezelfde) medicijnen tegen schizofrenie. Klager heeft eerdere negatieve ervaringen met afwijkende medicijntoediening. Hij voelt zich ook nu lichamelijk slecht (hoofdpijn en maagpijn). Hij is prikkelbaar en er is sprake van gewichtstoename. In de p.i. Vught is de afgelopen jaren geëxperimenteerd met diverse medicijnen om het meest geschikte medicijn en de dosering daarvan vast te stellen om tot stabiliteit van klager te komen. In die opzet is men geslaagd. In FPK Assen was sprake van een gunstige ontwikkeling en genoot klager onbegeleid verlof tot het moment dat werd overgegaan op een ander medicijn en/of andere dosering. Dezelfde problemen doen zich voor in de FPC  Oostvaarderskliniek. Klager heeft daarom grote bezwaren tegen de toediening van de beoogde nieuwe medicatie. De bezwaren hebben betrekking op de bijwerkingen. Dat juist de invegamedicatie, waarvan hij zo last van ondervindt, wordt toegediend, baart klager grote zorgen.
Klager heeft altijd vrijwillig zijn medicatie ingenomen en begrijpt niet goed waarom is besloten tot dwangmedicatie. In 2015 ging het hiermee al mis. Klager heeft nooit medicatie geweigerd. De inrichting had eerder actie moeten ondernemen tegen de bijwerkingen van de medicatie; hij werd te dik.
Het is in de p.i. Vught lastig gebleken klager goed af te stemmen op de juiste medicatie. Toen werd besloten de medicatie te wijzigen, ging het mis. De essentie van de klacht van klager is, dat zijn welbevinden wordt aangetast door de verkeerde medicatie. Klager staat niet afwijzend tegenover medicatie in het algemeen. Hij heeft bezwaar tegen het experimenteren hiermee.

Het hoofd van de inrichting heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is als gevolg van een psychotische ontregeling fors agressief geweest naar met name spullen in zijn kamer. Al langer weigert hij zijn medicatie en is er sprake van toenemende agitatie. Hij gaat snel in discussie en accepteert met veel moeite een grens. Al eerder heeft dat tot agressie geleid en in 2015 is sprake geweest van dwangbehandeling in een vergelijkbare situatie. Er is diverse malen met klager gesproken over de noodzaak van medicatie. Hij weigert echter al meer dan zes weken adequate medicatie in te nemen. Hij meent geen ziekte te hebben. In april 2017 is tevergeefs gepoogd een vrijwillig medicatietraject op te starten. Ook heeft hij een kamerprogramma gekregen om prikkels te verminderen, maar dat heeft evenmin tot verbetering geleid. Hij is daaropvolgend gesepareerd geweest en heeft eenmalig in het kader van een b-dwangbehandeling Cisoridol Acutard gehad. Daarna is op 11 mei 2017 gestart met een depot paliperidon van 100 mg. Op 19 mei 2017 heeft klager een vervolgdepot geweigerd. Om escalatie van agressie te voorkomen, is een a-dwangbehandeling met paliperidon van 100 mg noodzakelijk. Anders ontstaat een reëel gevaar van maatschappelijke teloorgang, omdat klager dan uitsluitend op een intensieve begeleidingsafdeling kan verblijven en verblijf op een afdeling met meer vrijheden niet haalbaar lijkt.  
Na de afzondering van enkele dagen op de afzonderingskamer vanaf 10 mei 2017 kon klager terugkeren naar zijn eigen kamer. De afzondering was noodzakelijk vanwege klagers gedrag, zoals het niet opvolgen van instructies, psychotische symptomen zoals veel in zichzelf lachen, irritaties en frustraties en het soms provoceren van medepatiënten en toenemende achterdochtigheid. Om overprikkeling te voorkomen is beperkte aanwezigheid op de afdeling onder voortdurend toezicht het maximaal te verantwoorden vrijhedenkader. Klager gaat beter functioneren na toediening van antipsychotische medicatie, maar besluit vervolgens eigenstandig hiermee te stoppen. Zijn behandeling loopt hierdoor onnodig vertraging op.
De keuze voor paliperidon is gebaseerd op een uitgevoerde gentypering. Uit deze gentypering komt naar voren dat klager versneld medicatie in de lever metaboliseert. Paliperidon is het enige antipsychoticum dat niet door de lever wordt gemetaboliseerd en dat daardoor effectief is bij personen met een afwijkend genotypeprofiel. Het bijwerkingsprofiel van paliperidon sluit aan bij klagers wens de toename van gewicht te beperken. De jarenlange toediening van andere medicatie is onvoldoende effectief gebleken. Afgenomen bloedspiegels bevestigen dat de medicatie waarvoor klager een voorkeur heeft onvoldoende werkzaam is.
 

De beoordeling
Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een inrichting moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van een acuut dreigend gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.

Het hoofd van de inrichting heeft de beslissing tot toepassing van
a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht. In navolging van het bepaalde in artikel 16c, tweede lid, Bvt heeft het hoofd van de inrichting de verklaringen van de twee psychiaters overgelegd. Die verklaringen voldoen aan de vereisten als neergelegd in artikel 16c, tweede lid, Bvt. Voorts heeft het hoofd van de inrichting het behandelplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling is vermeld.

Gelet op klagers voorgeschiedenis, alsmede de verklaringen van de psychiaters over klagers stoornis en zijn daaruit voortvloeiende gedrag en opstelling, kon naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid de inschatting worden gemaakt dat bij het laten voortduren van de situatie geen enkel perspectief bestond op behandeling, laat staan resocialisatie, met als gevolg dat een langdurig verblijf in een tbs-inrichting dreigde. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de beroepscommissie aannemelijk worden geacht dat zonder een medicamenteuze behandeling het gevaar – in dit geval het gevaar van maatschappelijke teloorgang – dat de stoornis van de geestvermogens klager voor zichzelf doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Gelet op de informatie uit de verklaringen van de psychiaters en het behandelplan (zoals hierboven is weergegeven) is de beroepscommissie voorts van oordeel dat de a-dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

Blijkens de door klager gegeven toelichting op het beroep richten zijn bezwaren zich voornamelijk tegen de keuze van paliperidon als medicijn. Klager verwijst naar de bijwerkingen die hij hiervan ondervindt en meent dat moet worden vastgehouden aan de (andere) medicatie die hij tijdens zijn verblijf in de penitentiaire inrichting Vught kreeg toegediend. De beroepscommissie merkt op dat de medicijnkeuze door de behandelend psychiater medisch handelen betreft, die in het kader van de beoordeling van dit beroep, dat is gericht tegen een beslissing van het hoofd van de inrichting, niet kan worden beoordeeld. Slechts in het kader van de beoordeling van de proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid van de beslissing van het hoofd van de inrichting kan de medicijnkeuze marginaal worden getoetst. De beroepscommissie stelt vast dat rekening is gehouden met de voorkeur van klager voor andere medicatie, maar deze is niet werkzaam gebleken. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
 

De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. A. van Holten, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 september 2017

 

 

 

                   secretaris                                                    voorzitter

Naar boven