Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1100/TA, 17 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1100/TA

betreft: [klager] datum: 17 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 maart 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is namens het hoofd van de inrichting gehoord [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Mr. A.L. Louwerse heeft bericht dat zij zich als raadsvrouw van klager heeft teruggetrokken.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting tot uitsluiting van klager van het recht als lid van de verpleegdenraad deel te nemen aan het intern beraad.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager mag sinds eind april 2015 niet langer deelnemen aan het wekelijkse intern beraad. Klager herkent zich niet in het
beeld
zoals dat door de inrichting wordt geschetst. Hij was actief en positief betrokken. Het gaf hem geen spanning, maar juist ontspanning. Klager denkt dat hij is uitgesloten, omdat hij te actief was. Hij verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager begon rechten te ontlenen aan (zijn interpretatie van) hetgeen in het intern beraad werd
besproken. Dit leidde volgens sociotherapie tot veel incidenten. Het hoofd behandeling heeft de situatie ingebracht in het overleg van 28 april 2015, waar diverse hoofden behandeling en psychiaters aan deelnamen. Hieruit volgde dat het deelnemen aan
het
intern beraad een voor klager complexe situatie betreft waarin hij op het gebied van cognitieve en sociale vaardigheden werd overvraagd. Geadviseerd werd klager uit te sluiten van de werkzaamheden voor de verpleegdenraad, omdat de orde en de
veiligheid
in het geding kwamen. Dit advies is besproken binnen het multidisciplinair behandelteam en aan het hoofd van de inrichting voorgelegd. Op 20 mei 2015 is beslist om klager tot nader order uit te sluiten van werkzaamheden voor de verpleegdenraad. De
bedoeling is nog steeds om klager weer te laten deelnemen, maar dit is tot op heden niet mogelijk gebleken.

2. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat in de huisregels van de inrichting onder artikel 21.1 wordt gesproken over patiëntenraad. Door klager en de inrichting wordt in de stukken gesproken over verpleegdenraad terwijl de beklagcommissie weer spreekt over
patiëntenraad. De beroepscommissie gaat er in haar beoordeling echter vanuit dat partijen hiermee hetzelfde bedoelen en zoekt voor wat betreft de terminologie aansluiting bij de Bvt waarin het begrip verpleegdenraad wordt gehanteerd. Het intern beraad
betreft een onderdeel van de werkzaamheden van die verpleegdenraad. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing tot uitsluiting van klager aan het intern beraad zorgvuldig is genomen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de
beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met uitzondering van hetgeen de beklagcommissie ten overvloede heeft overwogen ten aanzien van de periode voorafgaand aan de beslissing van
20 mei 2015.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met uitzondering van hetgeen de beklagcommissie ten overvloede heeft overwogen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. C.A.M. Schaap- Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven