Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4434/TB, 15 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4434/TB

betreft: [klager] datum: 15 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 december 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager, zijn raadsman mr. A.R. Ytsma en de Staatssecretaris hebben geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel. Namens
de
Staatssecretaris is bij mail van 28 april 2016 nadere schriftelijke informatie verstrekt aan klagers raadsman en de beroepscommissie. Klagers raadsman heeft bij mail van 3 mei 2016 een schriftelijke toelichting op het beroep gemaild aan de
beroepscommissie en de Staatssecretaris.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een tbs-inrichting in de regio Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 29 mei 2012 geplaatst in FPC Dr. S. Van Mesdag te Groningen (hierna: FPC Van Mesdag).
Bij brief van 19 oktober 2015 heeft klager verzocht om overplaatsing.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het FPC Van Mesdag heeft vertrouwen in behandeling van klager, maar daar is ten tijde van het indienen van het beroep nog niet veel van terecht gekomen. Andere klinieken kunnen klager ook behandelen.
Klager heeft beroep aangetekend tegen de EVGB-status. Volgens het Beleidskader plaatsing tbs dwang is regioplaatsing leidend. Overplaatsing van klager naar een kliniek in de regio Rotterdam is wenselijk en in het belang van klagers behandeling. Voor
het
slagen van de behandeling is het belangrijk dat zijn familie nauw bij de behandeling wordt betrokken. Volgens het FPC Van Mesdag is de familie (nog) niet ondersteunend genoeg, maar met psycho-educatie kan veel bereikt worden.
Inmiddels gaat het goed met klager en is vooruitgang geboekt in de samenwerking met klager. Desondanks wil klager toch in de buurt van zijn netwerk geplaatst worden. Juist dan kan klager leren zich minder afhankelijk van zijn netwerk op te stellen.
Daar
is de meerwaarde van overplaatsing in gelegen. In het FPC Van Mesdag wordt klager kunstmatig van zijn netwerk afgehouden, wat diep ingrijpt in zijn recht op family life. De Staatssecretaris maakt niet duidelijk waarom het eigen beleidskader niet wordt
toegepast. Klager moet als justitiabele kunnen vertrouwen op beleidsuitgangspunten.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De bestreden beslissing is gerechtvaardigd. Volgens het FPC Van Mesdag heeft overplaatsing geen meerwaarde en is bij klager, ondanks herhaalde
overplaatsingsverzoeken, ruimte voor verder verblijf in de inrichting ontstaan. Uit de brief van het FPC Van Mesdag van 29 oktober 2015 komt naar voren dat de inrichting nog een behandelkans ziet en dat het voor klagers inhoudelijke behandeling niet
uitmaakt of hij al dan niet in de buurt van zijn netwerk verblijft omdat het juist belangrijk is dat klager zich er van bewust wordt dat zijn netwerk niet heel steunend voor hem is en dat klager leert zich minder afhankelijk van zijn netwerk op te
stellen.
Uit opgevraagde informatie van 26 januari 2016 blijkt dat klager de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat het bij voortzetting daarvan mogelijk lijkt toe te werken naar overplaatsing van de ZISZ-afdeling naar een
reguliere afdeling.
Bij brief van 28 april 2016 heeft klagers behandelcoördinator K. bericht dat klager momenteel verscheidene behandelonderdelen volgt, waaronder de VERS-training en schemagerichte psychotherapie. Zodra klager de VERS-training heeft afgerond kan hij
starten met de middelenmodule. Eind januari 2016 is klagers dwangmedicatietraject beëindigd; klager neemt zijn medicatie vrijwillig in en is goed in samenwerking met de behandelend psychiater. Daarnaast worden klagers vrijheden binnen de kliniek
stapsgewijs uitgebreid.
Bij brief van 1 maart 2016 heeft klagers behandelcoördinator K. gemeld dat vanwege klagers beperkte draagkracht is besloten om zijn deelname aan de middelenmodule uit te stellen. In gesprekken wordt wel aandacht besteed aan de ervaren zucht om een
terugval in middelengebruik te voorkomen. Op dit moment is plaatsing op een vervolgunit nog niet aan de orde.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Regioplaatsing is volgens het door de Staatssecretaris gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van tbs-gestelden, maar als een tbs-gestelde al in een tbs-inrichting geplaatst is, wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing
behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting. Klager heeft blijkens de
stukken onlangs een positieve ontwikkeling in het FPC Van Mesdag doorgemaakt waardoor hij in samenwerking met zijn behandelaren is gekomen en zijn behandeling pas recent kon worden ingezet. Bij overplaatsing naar een andere inrichting, waar klager
opnieuw zal moeten wennen en tot een nieuwe samenwerkingsrelatie zal moeten komen, bestaat het risico dat de in het FPC Van Mesdag ingezette behandeling in negatieve zin wordt doorbroken. In dit beginstadium van klagers behandeling bestaat daarom geen
zwaarwegend belang bij plaatsing van klager in de regio van zijn netwerk. Het is aan de inrichting te zijner tijd te bepalen of in het kader van een mogelijk resocialisatietraject de mogelijkheid en/of wenselijkheid van resocialisatie in de omgeving
van
klagers netwerk aan de orde is.

De beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, om die reden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven