nummer: 16/834/TA
betreft: [klager] datum: 16 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. E. Kattestaart namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraak van 29 februari 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, betreffende de beperking van klagers bewegingsvrijheid,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw mr. E. Kattestaart om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Alhoewel het passend zou zijn geweest dat klagers raadsvrouw in de gelegenheid zou zijn gesteld te reageren op de namens de inrichting op 29 januari 2016 nagezonden stukken stelt de beroepscommissie voorop dat in het kader van de beroepsprocedure alle
beschikbare stukken zijn verstrekt aan klager en zijn raadsvrouw en zij voldoende in de gelegenheid zijn geweest hier (alsnog) inhoudelijk op te reageren. Daardoor is klager thans niet meer in zijn belangen geschaad.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beklagcommissie heeft overeenkomstig de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie beslist (zie
onder
meer RSJ 25 maart 2008, 07/2933/TA). Nu geen sprake is van een beperking als bedoeld in de artikelen 33 en/of 34 van de Bvt, is artikel 54, eerste lid, van de Bvt niet van toepassing. Voorts volgt uit de van toepassing zijnde regelgeving geen
wettelijke
plicht om een kamerprogramma op te nemen in het behandelplan, zoals door klagers raadsvrouw is gesteld.
De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 juni 2016
secretaris voorzitter