Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2951/GV, 29 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:29-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:   17/2951/GV

betreft:     [Klager]                                                                             datum: 29 september 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.J.P. Penners, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 augustus 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

  1. De inhoud van de bestreden beslissing
    De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
     

  2. De standpunten
    Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft om strafonderbreking verzocht wegens dringende redenen van psychische aard, omdat één van zijn tweelingzussen kort voor aanvang van zijn detentie in zijn armen is overleden en hij het verdriet van dit verlies nog niet heeft kunnen verwerken. Zijn andere tweelingzus is zeventien jaar geleden vermoord, hetgeen de impact van het recente overlijden nog groter maakt. Klager wenst de rouwperiode in de naaste omgeving van zijn familie door te brengen. Hij betwist dat vanuit de inrichting voldoende en concrete hulp voor de rouwverwerking is aangeboden. Gesprekken met de medische dienst zijn niet te vergelijken met de aanwezigheid van zijn familie. De slaapmedicatie die hij door de medische dienst krijgt voorgeschreven, zorgt slechts voor symptoombestrijding, maar niet voor verwerking van het verlies. De pijn en het verdriet worden op deze wijze slechts tijdelijk verdoofd. Voorts is namens de Staatssecretaris kennelijk eigenhandig het woord ‘geen’ doorgestreept in de context dat gesprekken met de medische dienst klager geen soelaas bieden. Hiermee is getracht op onrechtmatige wijze klagers stellingname te beïnvloeden. Klager verzoekt om strafonderbreking voor de maximale duur, te weten drie maanden, althans een in goede justitie te bepalen termijn.     

    Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het Multidisciplinair Overleg (MDO) heeft geen noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking aanwezig geacht. Diverse gesprekken met de medische dienst bieden klager geen soelaas. Gesprekken met de psychologe heeft klager afgewezen, omdat hij met de gesprekken met de medische dienst genoegen nam. Van de hulp bij het verwerken van klagers verlies die in de inrichting is aangeboden, heeft hij geen gebruik gemaakt. Strafonderbreking kan slechts worden verleend indien niet met een andere vorm van verlof kan worden volstaan en enkel voor gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde waarbij diens aanwezigheid noodzakelijk is. In het kader van een overlijden betreft een dergelijke gebeurtenis bijvoorbeeld het nemen van afscheid of het bijwonen van een uitvaart. Beide gebeurtenissen hebben reeds voor aanvang van klagers detentie plaatsgevonden, zodat onvoldoende van een noodzaak van klagers aanwezigheid buiten de inrichting is gebleken. 

    Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de locatie Sittard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben zich van advies onthouden.
     

  3. De beoordeling
    Klager ondergaat een gevangenisstraf van zestig dagen wegens – kort gezegd – bedreiging en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. De einddatum van zijn detentie is bepaald op 29 september 2017.

    Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet met een andere vorm van verlof kan worden volstaan. Ingevolge artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

    Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met het verwerken van het verlies van zijn zus. Hij wenst de rouwperiode in aanwezigheid van zijn familie door te brengen.

    De beroepscommissie is van oordeel dat geen sprake is van een noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking. Klager wil een eventueel verleende strafonderbreking aanwenden om het verlies van zijn zus in de nabijheid van zijn familie te verwerken. Klagers zus is, blijkens het advies van de directeur van de locatie Sittard, op 22 juli 2017 overleden. Op 4 augustus 2017 heeft klager, die als zelfmelder is opgeroepen voor het ondergaan van zestig dagen gevangenisstraf, zich in de inrichting gemeld en is zijn detentie aangevangen. In de periode tussen het overlijden van zijn zus en de aanvang van zijn detentie heeft hij in het bijzijn van zijn familie afscheid kunnen nemen van zijn zus en de uitvaart kunnen bijwonen. De enkele omstandigheid dat hij het verlies nog niet heeft kunnen verwerken en derhalve nog in het rouwproces zit, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet als een bijzondere omstandigheid zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling worden aangemerkt, zodat de bestreden beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat hem in de inrichting ondersteuning door onder meer de psychologe is aangeboden en dat hij aanstonds in vrijheid zal worden gesteld. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.  

     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 29 september 2017.

 

                        secretaris                                                    voorzitter

 

 

 

 

Naar boven