Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0671/GA, 1 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/671/GA

Betreft: [klager] datum: 1 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 februari 2016 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadslieden mr. G.L.A.M. van Doveren en mr. J. Serrarens en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormeld PPC, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 24 februari 2016, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling)
voor
de duur van drie maanden.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager gebruikt inmiddels antipsychotica en het gaat niet zo goed met hem.
Hij wordt er vrij onverschillig, moe en lui van en heeft het gewoon moeilijk. Hij heeft moeite met lezen. De dwangmedicatie zou drie maanden duren maar in zijn behandelplan heeft hij gelezen dat de behandeling met antipsychotica zal worden voortgezet.
Hij slikt Zyprexa 15 mg, maar overwogen wordt om de dosering te verlagen dan wel te stoppen met de antipsychotica. Dit is afhankelijk van de uitkomst van zijn strafzaak. Inmiddels is in hoger beroep tbs opgelegd. Klager gaat beroep in cassatie
instellen
tegen deze uitspraak.
Onder het toenmalige behandelplan heeft hij geen handtekening gezet. Met de huidige versie is hij akkoord gegaan en hieronder heeft hij wel zijn handtekening gezet. Dat klager rustiger is geworden heeft te maken met de overplaatsing naar een kleinere
afdeling en niet met het toedienen van antipsychotica. Op zich staat hij open voor het gebruik van medicatie maar hij wil geen antipsychotica innemen. Antipsychotica hebben geen positief effect bij hem. Er is geen sprake van psychotische wanen. Zijn
ideeën berusten op waarheid en gaan daarom niet weg.
Er was op 24 februari 2016 geen noodzaak voor een gedwongen behandeling. Er was geen concrete aanleiding voor het nemen van de onderhavige beslissing. De situatie was niet anders dan in 2015. Klager heeft toen soortgelijke dreigementen geuit. Klager
heeft in februari 2016 niet gedreigd om een personeelslid de nek om te draaien. Die uitlatingen waren al eerder gedaan in december 2015. Het is altijd bij verbale uitlatingen gebleven. Klager heeft nooit geweld toegepast. In het verleden heeft klager
ook Zyprexa en Risperdal gebruikt zonder dat die middelen zijn gedachten veranderden. Op de kleinere afdeling gaat het beter met klager. Therapie, zoals crea en muziektherapie, wordt hem echter niet geboden. De inrichting heeft onvoldoende ondernomen
om
alternatieven voor dwangmedicatie te vinden. Klagers behandelaar Hulsbos geeft onder punt 5 van zijn advies aan dat het effect van eerder voorgeschreven antipsychotica niet expliciet is beschreven. Klager heeft niet geprofiteerd van het gebruik van
antipsychotica. Niet geverifieerd kan worden dat klager personeelsleden met de dood heeft bedreigd nu geen rapport is opgemaakt. Klager is naar aanleiding van de beslissing niet bezocht door een lid van de commissie van toezicht.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De directeur is door zowel klagers behandelend psychiater als een onafhankelijk psychiater geadviseerd over te gaan tot toepassing van a-dwangbehandeling ten aanzien van klager. Verwezen
wordt naar de onderliggende stukken. Klager heef lange tijd op unit 3 verbleven. Dit is een grote afdeling. In die tijd zijn veel disciplinaire straffen aan klager opgelegd en wellicht is hij daar anders bejegend dan dat hij nu wordt bejegend op unit
4,
een kleinere afdeling. Rond de jaarwisseling is gepraat over een andere aanpak van klager. Op een kleinere afdeling met meer personeel en een individueel programma gaat het beter met klager. Klagers denkbeelden, die hij waarheden noemt, zijn erg
indrukwekkend en dreigend. Op unit 3 en ook na zijn overplaatsing naar unit 4 heeft klager personeelsleden bedreigd met de dood. Hiervan is geen rapport opgemaakt omdat men niet de hele dag door rapport op kan maken. Op de vorige afdeling was vaak
sprake van actie/reactie en konden er weinig afspraken met klager worden gemaakt. Met een andere aanpak en met dwangmedicatie gaat dit nu beter. De voorzitter van de commissie van toezicht wordt altijd geïnformeerd over de beslissing tot toediening van
dwangmedicatie (zo ook in het geval van klager), maar de betrokken gedetineerde wordt niet altijd bezocht. De directeur gaat hierover in gesprek met de commissie van toezicht. Klagers medicatie wordt op dit moment opnieuw bezien in het kader van het
opmaken van een nieuw behandelplan. Geadviseerd is om de dwangbehandeling te verlengen maar er is nog geen beslissing genomen.
A-dwangbehandeling is noodzakelijk om de psychose van klager in remissie te brengen en het uit dit toestandsbeeld voortvloeiende gevaar af te wenden.
Zonder onderliggende beslissing tot toediening dwangmedicatie neemt klager geen antipsychotica in.

3. De beoordeling
De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht.
In navolging van het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw heeft de directeur de verklaringen van die psychiaters overgelegd. Voorts is namens de directeur klagers behandelplan overgelegd, waarin in de mogelijkheid tot toepassing van
dwangbehandeling met medicatie ten aanzien van klager is voorzien.

Uit de verklaringen van de psychiaters en het behandelplan komt het volgende naar voren. Er is sprake van een schizo-affectieve stoornis, achterdocht, beïnvloedings- en grootheidswanen, formele denkstoornissen, mogelijk akoestische hallucinaties,
afwisselend maniforme ontregelingen en depressieve episodes. Na depressieve episodes beleeft klager nu een paranoïde psychotische episode. Er zijn aanwijzingen voor gebruik van cannabis en amfetaminen.
In februari 2016 heeft klager vanuit zijn achterdocht een personeelslid met de dood bedreigd. In januari 2016 heeft hij een personeelslid bij de hals gegrepen en eind december 2015 de geestelijk verzorger bedreigd, bij de halsketting gegrepen en een
personeelslid gedreigd te slaan. Er is sprake van een in ernst escalerende situatie met fysieke bedreigingen en agressie als uitvloeisel van de aan het gevaar ten grondslag liggende psychose. Er is gevaar dat klager anderen ernstig lichamelijk letsel
kan toebrengen. Gezien de aard van de onderliggende stoornis is behandeling met antipsychotica op dit moment de enige effectieve interventie. Klager is tot nu toe niet bereid gebleken om de noodzakelijke antipsychotica vrijwillig voldoende lang in een
adequate dosering te gebruiken. Meerdere malen is getracht de noodzaak van de medicatie duidelijk te maken, maar telkens heeft klager geweigerd deze in te nemen. Van de antipsychotica wordt verwacht dat deze zal bijdragen aan het in ernst doen afnemen
van de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende psychose. Enige malen zijn bij onderzoek geen psychotische symptomen vastgesteld in periodes dat klager antipsychotica gebruikte.

Gelet op vorenstaande informatie acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager een psychiatrische stoornis heeft, dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a, eerste lid onder a., b., en c, en derde lid, van de Pbw veroorzaakt
en
dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen en zelfs zal toenemen. Tevens is voor de beroepscommissie aannemelijk geworden
dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit.

Op grond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om bij klager dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen niet kan worden aangemerkt als onredelijk of
onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven