Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1382/GB, 23 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1382/GB

Betreft: [Klager] datum: 23 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A. Winters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 16 oktober 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Om in aanmerking te komen voor deelname aan een p.p. met elektronisch toezicht ex artikel 15 van de Pbw is klager verteld dat hij over een aanvaardbaar verlofadres dient te beschikken. Klagers ouders zijn daartoe bereid en hebben hiervoor een
verklaring
ondertekend. Zij kunnen klager een veilige thuisbasis bieden en begeleiden tijdens het p.p. Daarnaast is het contact tussen klager, zijn ouders en zijn casemanager positief te noemen. Gelet op het voorgaande verkeerde hij in de veronderstelling dat het
gesprek met de verlofcommissie gericht zou zijn op een verblijf bij zijn ouders. Toen hij bij aanvang van het gesprek werd geconfronteerd met de mededeling dat een behandeling in een klinische setting tot de mogelijkheden behoorde, voldeed dat niet aan
klagers verwachting, waardoor hij werd overvallen en (te) impulsief reageerde. Deze reactie wil echter niet zeggen dat klager niet bereid is medewerking te verlenen aan een reeds uitgebracht re-integratieplan of dat hij de reclassering de mogelijkheid
ontneemt zijn situatie te onderzoeken. Klager wil dan ook een tweede kans op een nieuw gesprek om te laten zien dat hij absoluut bereidwillig is deel te nemen aan een p.p. en zich te houden aan de regels die verbonden zijn aan het uitgebrachte
re-integratieplan. Voorts heeft klager tijdens detentie en tijdens het door hem genoten verlof laten zien dat hij zich aan de regels kan houden. Klager verzoekt om vergoeding van de kosten van de beroepsprocedure.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen klagers verzoek. De politie heeft negatief geadviseerd. Hierbij zijn klagers onberekenbaar gedrag, kans op recidive, het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers of
anderszins betrokkene en het niet kunnen diagnosticeren van een mogelijke stoornis in aanmerking genomen. De reclassering heeft klager op 15 maart 2016 in de p.i. Vught bezocht. Klager heeft bij de reclassering toen meermalen aangedrongen uitspraken te
doen over het recht op een enkelband in het kader van elektronisch toezicht. Hij heeft te kennen gegeven geen meerwaarde te zien in welke behandeling dan ook, hij wil zelf bepalen wanneer hij alcohol of drugs gebruikt, wil niet meewerken aan een
meldplicht en weigert een verklaring van geen bezwaar te tekenen. Klager komt op de reclassering dwingend, boos en onvoorspelbaar over. Tevens doet hij dreigende uitspraken naar het personeel van de p.i. Vught. Dit alles maak het onmogelijk onderzoek
te
doen naar de (on)mogelijkheden voor deelname aan een p.p. Op basis van het voorgaande heeft de directeur van de p.i. Vught in het selectieadvies van 8 april 2016 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek.

Voorts is in het beroepschrift onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de bestreden beslissing onredelijk is of op onjuiste gronden is genomen. Daarnaast geeft klager geen volledige informatie over zijn drugsgebruik. Het vermoeden bestaat dat sprake is van
ernstige problematiek. Klager heeft te kennen gegeven dat in het verleden sprake is geweest van problematisch cannabisgebruik. Hij is van mening dat hij niet verslaafd is aan heroïne en hiermee op een goede manier kan omgaan. Volgens de reclassering is
hier echter een verhoogd risico, aangezien klager in eerdere verklaringen bij de politie heeft aangegeven het slachtoffer gestoken te hebben, omdat deze hem slechte heroïne zou hebben verkocht. Om in aanmerking te komen voor deelname aan een p.p.
moeten
de aspecten zoals genoemd in artikel 7, derde lid, onder b, van de Penitentiaire maatregel (Pm) in overwegingen worden genomen. Gelet op het voorgaande is de selectiefunctionaris van mening dat klager op dit moment niet geschikt is voor deelname aan
een
p.p.

3.3. Ten aanzien van klagers verzoek zijn diverse adviezen uitgebracht.
De reclassering adviseert in het reclasseringsadvies van 15 maart 2016 negatief ten aanzien van klagers verzoek. Hierbij is klagers dwingende en onvoorspelbare houding en het niet tekenen van de verklaring van geen bezwaar in aanmerking genomen.
Hierdoor is het niet mogelijk geweest onderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden voor deelname aan een p.p. met elektronische controle.

De directeur van de p.i. Vught adviseert in het selectieadvies van 8 april 2016 negatief ten aanzien van klagers verzoek. Hierbij zijn klagers onberekenbare gedrag, recidiverisico en het risico op ongewenste confrontatie met slachtoffers in aanmerking
genomen.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Uit de stukken volgt dat klagers gedrag als boos, dwingend, dreigend en onberekenbaar wordt ervaren, waardoor het onmogelijk is onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor deelname aan een p.p.. Daarnaast verklaart klager in geen enkele
behandeling een meerwaarde te zien en zelf te willen bepalen wanneer hij alcohol of drugs gebruikt. Voorts is er een vermoeden dat sprake is van ernstige drugsproblematiek, waardoor het recidiverisico en het risico op letselschade bij derden worden
verhoogd. Gelet op het voorgaande adviseren de reclassering, de politie en de directeur van de p.i. Vught negatief ten aanzien van klagers verzoek. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 23 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven