nummer: 15/4297/TA
betreft: [klager] datum: 1 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 december 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 april 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting mevrouw [...],
juridisch medewerker bij voormelde inrichting.
Op 8 april 2016 heeft klagers raadsvrouw, zoals ter zitting door de beroepscommissie was verzocht, een brief van de imam naar het secretariaat van de Raad gestuurd. Deze brief is ter kennisneming doorgestuurd aan het hoofd van de inrichting.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing om klager niet aanwezig te laten zijn bij de viering van het Suikerfeest in de inrichting op 18 juli 2015.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is praktiserend moslim en heeft zich aan de ramadan gehouden. Op 18 juli 2015 zou hij de viering van het Suikerfeest bijwonen. De imam
had
klager – zoals blijkt uit de overgelegde brief – gevraagd eerder te komen om te helpen met voorbereiden en heeft deze afspraak in de afdelingsagenda gezet. Blijkbaar is op 18 juli 2015 de viering van het Suikerfeest in tijd verschoven. Het personeel
heeft hierover niet duidelijk gecommuniceerd naar klager. Toen klager naar de imam wilde gaan om te helpen met het voorbereiden van de viering, is door het personeel tegen hem gezegd dat hij moest wachten op een andere patiënt, terwijl het personeel
ervan op de hoogte was dat klager eerder naar de imam zou gaan om te helpen. Hierop is een discussie ontstaan met het personeel. Klager is hierbij niet grensoverschrijdend geweest. Desondanks kreeg hij een time-out. Na enig moment heeft klager op de
intercom gedrukt om te vragen of hij naar het Suikerfeest mocht, maar dit is hem niet toegestaan. Overigens blijkt uit de brief van de imam niet dat het Suikerfeest in tijd is verschoven.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 40, derde lid aanhef en onder c, Bvt stelt het hoofd van de inrichting de verpleegde in de gelegenheid op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen in de inrichting te houden godsdienstige en levensbeschouwelijke bijeenkomsten
van zijn keuze bij te wonen, tenzij het hoofd van de inrichting dit verbiedt in verband met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
Vast staat dat de imam met klager de afspraak had gemaakt – welke afspraak ook in de afdelingsagenda was vastgelegd – dat klager op 18 juli 2015 om 17.00 uur zou komen helpen met het voorbereiden van de viering van het Suikerfeest diezelfde avond.
Uit de schriftelijke reactie van de inrichting van 19 augustus 2015 volgt – en dit is door of namens klager niet weersproken – dat klager op 18 juli 2015 zowel in de ochtend als in de middag geïrriteerd en/of boos heeft gereageerd ten overstaan van een
sociotherapeut en dat hij in de middag voor zijn gedrag een waarschuwing heeft gekregen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting acht de beroepscommissie aannemelijk dat toen klager later die dag naar zijn afspraak met de imam wilde gaan, het personeel tegen hem heeft gezegd dat hij moest wachten op een medepatiënt. Niet in
geschil is dat daarop een discussie tussen klager en het personeel is ontstaan; wel hebben partijen een andere visie over de wijze waarop klager zich tijdens die discussie heeft uitgelaten. Nu in de inlichtingen van het hoofd van de inrichting van 19
augustus 2015 concreet is beschreven op welke wijze klager zich tijdens die discussie heeft uitgedrukt, terwijl de stelling van klager dat hij tijdens de discussie niet grensoverschrijdend is geweest niet nader is geconcretiseerd en/of onderbouwd, acht
de beroepscommissie aannemelijk dat klager – zoals door de inrichting is aangevoerd – tijdens die discussie boos was en het personeel heeft beschuldigd van discriminatie.
Hoewel de communicatie naar klager over het verschuiven van het tijdstip van de viering van het Suikerfeest en de gevolgen hiervan voor zijn afspraak met de imam mogelijk beter had gekund, heeft de inrichting klager, nu hij die dag al meerdere keren
geïrriteerd en/of boos had gereageerd ten overstaan van het personeel, in redelijkheid een time-out kunnen geven.
De inrichting heeft aangevoerd – en dit is door of namens klager niet betwist – dat de bedoeling was dat klager de viering van het Suikerfeest zou mogen bijwonen mits klager tijdens de time-out voldoende tot rust zou zijn gekomen. Uit de reactie van de
inrichting van 19 augustus 2015 volgt evenwel dat klager tijdens de time-out bleef schreeuwen en tegen de deur bleef bonken, dat hij aanwijzingen om hiermee te stoppen niet heeft opgevolgd en dat hij heeft geweigerd in gesprek te gaan met het
personeel.
Gelet hierop heeft het hoofd van de inrichting in redelijkheid kunnen beslissen dat het met het oog op het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting niet verantwoord was om klager de viering van het Suikerfeest te laten
bijwonen.
Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden bevestigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 1 juni 2016.
secretaris voorzitter