Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2135/STA, 14 oktober 2002, schorsing
Uitspraakdatum:14-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2135/STA

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2002

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 9 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. T.Volckmann, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Prof. mr. W.P.J. Pompekliniek, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting d.d. 3 oktober 2002,inhoudende de plaatsing van verzoeker in separatie.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het tot de beklagcommissie gerichte klaagschrift d.d. 9 oktober 2002 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting d.d. 10 oktober 2002.

1. De standpunten
Namens verzoeker is verzocht de tenuitvoerlegging van de beslissing tot separatie d.d. 3 oktober 2002 te schorsen. Daartoe is in het klaagschrift d.d. 9 oktober 2002 aangevoerd dat verzoeker zich niet heeft schuldig gemaakt aanbedreiging van personeelsleden; hij heeft op reguliere wijze de inrichting verlaten. Uit de beslissing blijkt niet wanneer de bedreigingen zouden zijn geuit, noch wat de aard van de bedreigingen was. Derhalve is de beslissingonvoldoende kenbaar gemotiveerd. Ervan uitgaande dat verzoeker zich wel heeft schuldig gemaakt aan bedreiging is het overigens onbegrijpelijk dat hij niet direct, dat wil zeggen toen hij nog in de inrichting was, is aangehouden.Eerst na aankomst van verzoeker en diens vriendin bij haar woning in Roosendaal is verzoeker aangehouden. Ook het zogenaamde suïcidegevaar is niet nader geadstrueerd. Bovendien betwist verzoeker dat hij suïcidaal is. Verzoeker heeftsinds juni 2002 een vaste relatie, terwijl niet is gebleken van (andere) suïcidale tendensen.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat verzoeker op 3 oktober 2002, naar aanleiding van een geschil met de inrichting betreffende zijn wekelijkse toelage, bedreigingen heeft geuit richting personeelvan de inrichting. Het is de inrichting bekend dat verzoeker agressief kan reageren en bedreigingen kan uiten als hij zijn zin niet krijgt. Om die reden is de politie op de hoogte gebracht van de situatie, waarna verzoeker inRoosendaal is aangehouden. Bij terugkomst in de inrichting is verzoeker gesepareerd. Eenmaal gesepareerd is verzoekers stemming dermate somber geworden dat het behandelteam hem als suïcidaal heeft aangemerkt. Deze toestand ontstondoverigens mede naar aanleiding van het bericht dat verzoeker niet meer kan terugkeren naar de afdeling resocialisatie, maar is aangeboden voor herselectie vanwege herhaalde incidenten.
Op 8 oktober 2002 heeft verzoeker tijdens een bezoekmoment getracht te ontsnappen uit de separeercel. Verzoeker heeft momenteel last van stemmingswisselingen en is nog steeds boos op de stafleden. Hoewel getracht wordt verzoeker zospoedig mogelijk meer bewegingsvrijheid te geven, is separatie, gezien het vorenstaande, vooralsnog noodzakelijk gebleken om de orde en veiligheid in de inrichting te waarborgen en om ernstig gevaar voor de gezondheid van deverpleegde af te wenden.

2. De beoordeling
Vast is komen te staan dat verzoeker op 3 oktober 2002 is gesepareerd. De terzake opgemaakte beschikking vermeldt dat deze eerst op 7 oktober 2002 aan verzoeker is uitgereikt. De bedoelde beschikking is derhalve in strijd met hetbepaalde in artikel 54, eerste lid, onder a, van de Bvt niet onverwijld aan verzoeker uitgereikt. De in dit geval opgetreden vertraging rechtvaardigt thans op zichzelf naar het oordeel van de voorzitter een schorsing als verzochtechter niet.
In het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting bestaat slechts ruimte voor een voorlopige beoordeling, zodat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde isdaarom de vraag of de beslissing tot separatie zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat,mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet het geval. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. N. Jörg, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 14 oktober 2002

secretaris voorzitter

Naar boven