nummer: 16/712/TA
betreft: [klager] datum: 10 juni 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 februari 2016 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling, en [...], juridisch medewerker, gehoord.
Klagers raadsman mr. S.O. Roosjen heeft verzocht om aanhouding van het beroep dan wel, bij afwijzing van dat verzoek, om het beroep schriftelijk te mogen toelichten.
Klager heeft bij door hem ondertekende verklaring van 2 mei 2016 afstand van horen ter zitting gedaan. Van het horen ter zitting is verslag opgemaakt waarin is gemeld dat het verzoek om aanhouding is afgewezen en dat klager en zijn raadsman in de
gelegenheid worden gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten. Bij e-mail van 25 mei 2016 is door mr. S.O. Roosjen namens klager gereageerd.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 28 december 2015 tot plaatsing op de afdeling voor Zeer Intensieve Zorg (Z.I.Z.) Olivijn.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager erkent dat het nodige op zijn gedrag valt aan te merken en kan in zekere zin ook wel begrijpen dat daartegen wordt opgetreden. Het zit hem
echter dwars dat volledig voorbij lijkt te worden gegaan aan de feiten en omstandigheden die ten grondslag hebben gelegen aan zijn gedrag op de afdeling Jade. Klager heeft geprobeerd zijn bezwaren aan te geven, maar heeft de indruk dat daar nooit
serieus mee is omgegaan. Mede daardoor is de verhouding met zijn hoofd behandeling zeer ernstig verstoord geraakt met allerlei conflicten als gevolg. De
inrichting heeft voor de makkelijkste weg van plaatsing op de afdeling Olivijn gekozen in plaats van te bekijken of bijvoorbeeld samenwerking met een ander hoofd behandeling en overplaatsing naar een andere behandelafdeling mogelijk waren. Klager
ervaart dit, in het licht van de aanvraag van de inrichting voor een plaatsing in een longstay voorziening, als: dat de inrichting hem heeft opgegeven. Daarom is sprake van onredelijk gebruik van de bevoegdheid hem over te plaatsen. Klager
onderschrijft
het oordeel van de beklagcommissie dat deze niet bevoegd is te treden in het oordeel van de inrichting inzake de voor klager gewenste behandeling, de voor klager geschikte afdeling en welk hoofd behandeling daarvoor in aanmerking zou kunnen komen. Nu
echter zodanig met klager is omgegaan dat zijn behandeling volledig is vastgelopen en niet op zijn redelijke verzoeken is ingegaan, zou ook marginaal toetsend tot het oordeel gekomen kunnen worden dat niet is voldaan aan de basale eisen die aan een
dergelijke behandeling gesteld kunnen worden. Gelet op klagers niet geringe problematiek had het beklag daarom gegrond verklaard moeten worden. Klager weet dat het vanwege zijn beperkingen moeilijk zal zijn om behandeling op een andere afdeling van de
grond te laten komen, maar meent dat op zijn minst stappen hiertoe gezet zouden moeten worden, al was het maar om aan te tonen dat de ontstane problemen niet alleen aan hem te wijten zijn maar wel degelijk te maken hebben met de manier waarop de
afdeling Jade met hem is omgegaan. De kans is groot dat hij op de afdeling Olivijn moet blijven totdat mogelijk de beslissing tot plaatsing in een longstay voorziening wordt genomen. Klager wordt daardoor ernstig in zijn belangen geschaad.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is een man met een bipolaire stoornis en persoonlijkheidsstoornis als gevolg waarvan hij moeilijk gedrag vertoont. Hij was
zonder een reguliere opbouw van vrijheden met voorwaardelijk ontslag. Klager is in de inrichting opgenomen na intrekking van het voorwaardelijk ontslag vanwege een door hem veroorzaakt agressief incident tijdens een feestje. Klager is
therapieresistent.
Behandeling is er uitsluitend op gericht dat klager begeleidbaar zal worden om resocialisatie mogelijk te kunnen maken. Hij was geplaatst op een sociotherapeutische afdeling, maar verblijf aldaar bleek niet haalbaar door ontwrichtend gedrag van klager.
Nadat ook separeerverpleging niet het gewenste effect had, is klager overgeplaatst naar de kleinschalige afdeling Jade. Klager heeft vier jaar gelden ook op die afdeling verbleven en toen moest hij vanwege door hem veroorzaakte onrust op de afdeling
Olivijn worden geplaatst. In die tijd was sprake van verbale agressie en een vijandige opstelling naar het hoofd behandeling. Ook nu ontwikkelde klager op de afdeling Jade een vijandige relatie met een ieder die iets van hem vroeg. Het hoofd
behandeling
had een redelijk contact met klager. In gesprekken sprak klager veel kwaad over behandelaren. Ook op de afdeling Jade richtte klager zijn agressie volledig op behandelaren. Dit had te maken met de komst van andere patiënten op de afdeling, waardoor
klager geen invloed op medepatiënten op de afdeling meer kon uitoefenen. Er vonden vervolgens conflicten met medepatiënten plaats, wat in oktober 2015 is geëscaleerd. Vanaf die tijd is klager voortdurend afgezonderd of gesepareerd. Bij het minste of
geringste was hij verbaal agressief, waardoor ook het contact met het personeel verziekt raakte. Klager kon vanwege fors agressief gedrag niet terug naar de afdeling. Eind december 2015 is nog een poging gedaan, die meteen is mislukt. Klager heeft
zwakke, psychotische medepatiënten bang gemaakt door de mededeling dat hij vanwege zijn paranormale gave beschikt over de adressen van familieleden van die patiënten.
De geconstateerde vijandigheid had ook te maken met de aanmelding voor een longstayplaatsing. De Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurige forensische zorg heeft inmiddels een positief advies uitgebracht. Pogingen om klager tot behandeling te
motiveren zijn mislukt; klager kon het niet aan. Afdelingsarrest was opgelegd vanwege het gebruik van stimulantia.
Klager is op de afdeling Jade niet te beheersen. De inrichting heeft geen andere geschikte afdeling dan de afdeling Olivijn om klagers gedrag te kunnen beheersen.
In de schriftelijke reactie van 25 mei 2016 heeft klagers raadsman namens klager het volgende naar voren gebracht. Klager houdt vast aan het door hem ingenomen standpunt. Hij is het niet eens met de weergave van de feiten door de inrichting.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk dat het noodzakelijk was
klager vanwege zijn gedrag op de afdeling Jade te plaatsen op de Z.I.Z.-afdeling Olivijn ter voorkoming van ontwrichting van de groep en het ontstaan van gevaarlijke situaties, alsmede van langdurige afzondering.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 juni 2016.
secretaris voorzitter