Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1587/GV, 31 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1587/GV

betreft: [...] datum: 31 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.T. Laigsingh, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 april 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verblijft inmiddels al twee jaar in detentie. Zijn ex-vrouw heeft toestemming verleend om haar adres als verlofadres te gebruiken. Klager is van mening dat geen risico
bestaat op alcohol- of drugsmisbruik. Hij gebruikt immers sinds zijn detentie geen alcohol of drugs. Daarvoor is evenmin sprake geweest van alcohol- of drugsmisbruik. Voorts heeft klager al jaren geen contact meer met de slachtoffers. Deze komen ook
niet naar het verlofadres, zodat geen gevaar bestaat dat klager in aanraking komt met de slachtoffers. Bovendien zou als bijzondere voorwaarde een meldingsplicht of een contactverbod met de slachtoffers opgelegd kunnen worden. Verder voert klager aan
dat nog niet is beslist op het hoger beroep, zodat nog niet onherroepelijk vast staat dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Klager is van mening dat de afwijzing van zijn verzoek onvoldoende gemotiveerd is en onvoldoende
onderbouwd. Hij verzoekt zijn beroep mondeling toe te kunnen lichten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De reclassering heeft nog geen rapport in het kader van een traject Terugdringen Recidive (TR) uitgebracht met betrekking tot de benodigde voorwaarden
voor een goede resocialisatie en het terugdringen van het recidiverisico. De rechtbank heeft klager verplicht tot het ondergaan van een behandeling ten einde het recidiverisico terug te dringen. Deze behandeling ziet niet enkel op psychische klachten,
maar ook op het voorkomen van alcoholmisbruik. Het risico om aan klager, voorafgaand aan enige vorm van behandeling, vrijheden te verlenen, acht de Staatssecretaris te groot. De geconstateerde persoonlijkheidsstoornis in combinatie met klagers
verstandelijke vermogens maakt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat een verlof gevaar oplevert voor de openbare orde, een gevaar voor recidive, gevaar voor alcoholmisbruik en tevens een risico inhoudt dat het verlof niet ongestoord zal
verlopen. Voorts is onduidelijk hoe een ongewenste confrontatie met de slachtoffers kan worden vermeden nu klager als verlofadres de woning heeft opgegeven waar de strafbare feiten zijn gepleegd. De mededeling van klager dat de slachtoffers niet meer
op
het adres komen, acht de Staatssecretaris onvoldoende om daar enig gewicht aan toe te kennen. De Staatssecretaris heeft dan ook de verlofaanvraag afgewezen. Gelet op het resterende strafdeel bestaat er nog genoeg gelegenheid om (bij wijziging van de
genoemde omstandigheden) een nieuwe aanvraag in te dienen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van een verlof voor maximaal één dag met na afloop daarvan een urinecontrole op alcohol- en drugsgebruik. Daarnaast wordt geadviseerd een
contactverbod
met de slachtoffers op te leggen.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd, omdat het delict (seksueel misbruik van nichtjes) heeft plaatsgevonden op het verlofadres. Ook acht de advocaat-generaal van belang dat de rechtbank als bijzondere
voorwaarde heeft opgelegd dat klager een klinische behandeling en een ambulante behandeling dient te ondergaan. Tevens is een meldplicht bij Inforsa opgelegd voor de duur van drie jaar en een contactverbod met de slachtoffers. Gelet op de aard van het
delict, de pleegplaats en de familiebanden ziet de advocaat-generaal problemen ten aanzien van de weigeringsgronden als genoemd in artikel 4, onder e, f, i en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Ook acht de
advocaat-generaal vanwege de aard van het delict, de persoonlijkheidsproblematiek en het feit dat met de behandeling daarvan nog niet is gestart, de weigeringsgronden van artikel 4 onder b, c en g van de Regeling aan de orde.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden. Ook heeft de politie aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening aan klager.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht het beroep mondeling toe te kunnen lichten. Nu dit verzoek niet met redenen is omkleed en de beroepscommissie zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst zij het verzoek af.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk. Tegen voornoemde veroordeling is hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 17 maart 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Uit het advies vrijheden van de directeur van de p.i. Nieuwegein van 25 april 2016 volgt dat klager binnen de inrichting goed omgaat met afspraken en de geldende regels. Hij neemt actief deel aan de aangeboden activiteiten en gaat goed om met de
personen in zijn omgeving. Aan hem zijn geen straffen of maatregelen opgelegd. Voorts zijn de uitslagen van zijn urinecontroles negatief en bestaan geen aanwijzingen voor (alcohol)gebruik. Verder heeft hij de reflector ingevuld, de training Kiezen Voor
Verandering afgerond en is hij gepromoveerd. De inrichting is van mening dat het goed voor klager zou zijn rustig te wennen aan vrijheden.
Uit het advies vrijheden volgt verder dat de rechtbank weliswaar als bijzondere voorwaarde heeft opgelegd dat klager zich ambulant en (zo nodig) klinisch dient te laten behandelen, maar dat genoemde voorwaarde geldt voor de proeftijd / het
voorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf.
Daarnaast volgt uit de stukken dat de politie het verlofadres (het adres van klagers ex-vrouw) heeft geverifieerd en heeft goedgekeurd. Klager stelt dat de slachtoffers niet op het verlofadres komen. Niet gebleken is dat een eventueel risico op
slachtofferconfrontatie niet kan worden ondervangen door het verbinden van voorwaarden aan het verlof.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de bestreden beslissing, ondanks het negatieve advies van de advocaat-generaal, als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol , voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 31 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven