Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1452/GV, 31 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1452/GV

betreft: [klager] datum: 31 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 april 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 24 juni 2016. Klager heeft gedurende zijn detentie geen vrijheden genoten. Op grond van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van de Pbw komt op dit
moment grotere waarde toe aan zijn belang om zijn invrijheidstelling voor te bereiden. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben positief geadviseerd. Het wekt verbazing dat in het advies vrijheden is vermeld dat sprake is van structureel gebruik
van
middelen, dat geen interventies zijn uitgezet, maar dat klager, met een strafrestant van twee maanden na een detentie van meerdere jaren, een urinecontrole-traject zal ondergaan om hem te motiveren zijn middelengebruik te stoppen. De
selectiefunctionaris had het verzoek om verlof, gelet op het beperkte strafrestant en klagers overige positieve gedrag tijdens detentie, moeten toewijzen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is bekend met het gebruik van softdrugs. Hij heeft op 3 februari 2016 en op 1 april 2016 bij een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van softdrugs. Op 11
april
2016 is in klagers verblijfsruimte een hoeveelheid hasj aangetroffen. De directeur heeft negatief geadviseerd over de verlofaanvraag. Er bestaat een ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot drugsmisbruik of een poging tot invoer van contrabande.
Met het afwijzen van het verlof is gehandeld conform het drugsontmoedigingsbeleid. Het MDO heeft voorgesteld klager aan te melden voor een leefstijltraining. Hij zal ook een urinecontrole-traject krijgen. Een afbouw van het gebruik van drugs zal
wellicht leiden tot een positief advies van de directeur en een positieve beslissing van de selectiefunctionaris op een volgend verzoek om verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd over de verlofaanvraag. Klager is niet in staat zijn middelengebruik te stoppen. Hij heeft herhaaldelijk bij een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van softdrugs. Voorts is
op
11 april 2016 in zijn verblijfsruimte een hoeveelheid hasj aangetroffen. Er is daardoor geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van – zo begrijpt de beroepscommissie – het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens overtreding van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht en overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf, principale hechtenis en vervangende hechtenis te
ondergaan. De einddatum van zijn detentie is bepaald op 24 juni 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.

Uit het advies vrijheden blijkt dat klager tijdens detentie herhaaldelijk bij een urinecontrole positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs, waarvan ten minste twee maal binnen een periode van drie maanden, te weten op 3 februari 2016 en 1
april 2016. Uit het sanctiekader behorende bij het landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid volgt dat in dat geval het eerstvolgende verlof kan worden ingetrokken.
Gelet op het vorenstaande kon de selectiefunctionaris in redelijkheid beslissen dat het gevaar bestaat dat het verlof zal leiden tot druggebruik. De beslissing van de Staatssecretaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen
en
gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, ook in dit stadium van zijn detentie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter,
mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 31 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven