Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0791/GA, 30 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/791/GA

betreft: [klaagster] datum: 30 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. ir. G.A.S. Maduro BA, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 1 maart 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, is gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman
mr. drs. ir. G.A.S. Maduro BA. Als toehoorder was aanwezig [...], lid van de Raad.
De directeur heeft laten weten niet ter zitting te verschijnen.

Op 19 mei 2016 zijn van de juridisch medewerker bij de locatie Nieuwersluis nadere inlichtingen ontvangen. Een kopie hiervan is toegezonden aan klaagster en haar raadsman.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het vertellen van verhalen die niet op waarheid berusten en daarmee tegen elkaar uitspelen
van
personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klaagster betwist dat zij het personeel tegen elkaar heeft willen uitspelen. Zij heeft aan het personeel getracht
duidelijk te maken dat de medische dienst heeft meegedeeld dat vanwege een stoffenallergie met klaagster rekening dient te worden gehouden indien zij werkzaamheden verricht. Klaagster heeft geen enkel belang bij het scheppen van onduidelijkheid dan wel
het tegen elkaar uitspelen van personeelsleden. Zij heeft zich op maandag ziekgemeld omdat zij in verband met haar stoffenallergie niet kon werken met tapijt. Er was op dat moment geen ander werk voor haar beschikbaar. Zij heeft zich op vrijdag beter
gemeld. Op de vraag van het personeel waarom klaagster niet had gewerkt, heeft klaagster geantwoord dat er geen werk voor haar beschikbaar was. Het personeel deelde toen mee dat er wel werk voor haar beschikbaar was. Hierop is klaagster naar het
personeel op de werkzaal gegaan waar onduidelijkheid is ontstaan over hetgeen klaagster met andere personeelsleden zou hebben besproken. Klaagster praat soms niet duidelijk. Dit heeft haar mentor ook bevestigd. Het personeel had dan vragen kunnen
stellen om duidelijkheid te verkrijgen. Klaagster wil werken. Nadat zij de bestreden disciplinaire straf had ondergaan, was er (wederom) geen werk voor haar beschikbaar. Klaagster is niet gewaarschuwd alvorens de disciplinaire straf is opgelegd. Het
schriftelijk verslag is niet ondertekend. Met een ondertekening bevestigt de rapporteur hetgeen is vermeld in het verslag.

De directeur heeft hierop niet gereageerd.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 58 van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, onverwijld schriftelijk een ondertekende mededeling. In het dossier bevond zich aanvankelijk een mededeling van de
bestreden
beslissing die niet was ondertekend. Nu de directeur desgevraagd op 19 mei 2016 alsnog een ondertekende versie van de mededeling heeft overgelegd, is voldaan aan voormelde bepaling.
Met de raadsman stelt de beroepscommissie vast dat het schriftelijk verslag niet door de rapporteur van een ondertekening is voorzien, waarbij de beroepscommissie ondertekening opvat als: voorzien van handtekening. De beroepscommissie stelt voorop dat
artikel 50, eerste lid, van de Pbw, anders dan artikel 58, eerste lid, van de Pbw niet de expliciete eis stelt dat het schriftelijk stuk van ondertekening moet zijn voorzien. Nu evenwel de naam van de rapporteur op het verslag vermeld staat, het
verslag
klaagster is meegedeeld en de ondertekening wel bestaat uit “de rapporteur” maar niet van handtekening is voorzien, zal de beroepscommissie aan deze omissie geen gevolgen verbinden. Wel merkt de beroepscommissie op dat het wenselijk is naast de naam
van
de rapporteur tevens zijn handtekening op dergelijke verslagen te vermelden.

Op grond van artikel 51, eerste lid, in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar
zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting. Gelet op artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan geen straf worden opgelegd, indien de gedetineerde niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de hem verweten gedragingen. Vast staat dat klaagster
een stoffenallergie heeft en dat door de medische dienst aan het personeel bij de arbeid is gevraagd hiermee rekening te houden bij het aanbieden van arbeid. Onweersproken is door klaagster gesteld dat zij zich heeft afgemeld voor de arbeid omdat zij –
in verband met haar allergie – niet kon werken met tapijt. Voorts is onweersproken door klaagster gesteld dat zij soms onduidelijk praat en dat zij hierop is gewezen door haar mentor. Bij het onderhavige incident zijn meerdere personeelsleden betrokken
geweest. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden uitgesloten dat tussen klaagster en het personeel verwarring is ontstaan. Het had op de weg van het personeel gelegen in deze situatie duidelijkheid te
verkrijgen. Zij acht derhalve onvoldoende aannemelijk geworden dat klaagster bewust verhalen heeft verteld die niet op waarheid berusten met als doel personeel uit elkaar te spelen.

De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal deze vaststellen op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 30 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven