Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1028/GA, 30 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1028/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S. Kessel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het Detentiecentrum Zeist. Als toehoorder was aanwezig [...], lid van de Raad.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.
Klagers raadsman heeft op 25 april 2016 schriftelijk bericht dat hij verhinderd is ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Het aanhoudingsverzoek is afgewezen en van het verhandelde ter zitting is
een verslag opgemaakt dat ter kennisneming aan klager, zijn raadsman en de directeur is verzonden. Klagers raadsman is in de gelegenheid gesteld om op het verslag te reageren, van welke gelegenheid geen gebruik is gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens verbale agressie en het niet opvolgen van opdrachten van het personeel;
b. het gebruik van disproportioneel geweld door personeel jegens klager.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft zich schuldig gemaakt aan schending van het beginsel van zorgvuldige voorbereiding. De beklagrechter heeft klagers verzoek om
medegedetineerden als getuigen te doen horen afgewezen omdat niet zou zijn onderbouwd wat de betreffende personen zouden kunnen verklaren. De beklagrechter verwacht daarbij dat iemand die geen Nederlands kan schrijven, noch kan spreken,
medegedetineerden gaat horen. Dit is voor klagers raadsman ook niet mogelijk als er geen enkele relatie is met de betreffende medegedetineerden. Bovendien beperken de gedragsregels klagers raadsman hierin. Verwezen wordt verder naar de gronden die zijn
aangevoerd tegenover de beklagrechter.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager was aan het schreeuwen. Het personeel heeft klager geprobeerd uit te leggen dat de medische dienst was gebeld
en dat een afspraak stond gepland.
Desgevraagd deelt de directeur mee dat het personeelslid klager niet hardhandig in de rug heeft geduwd. Klager is tegen een muur geduwd om hem in bedwang te kunnen houden. Medegedetineerden begonnen zich er ook mee te bemoeien.
Klager had op 8 januari 2016 een afspraak bij de polichirurgie. Hij heeft toen geweigerd mee te gaan naar het ziekenhuis. Hij is dagelijks gezien door een verpleegkundige.
Desgevraagd bevestigt de directeur dat het verslag dat ten grondslag ligt aan de disciplinaire straf niet binnen 24 uur is afgehandeld.

3. De beoordeling
Klagers raadsman beklaagt zich over de afwijzende beslissing van de beklagrechter op een verzoek om medegedetineerden als getuigen te doen horen. Nu de beroepscommissie het beklag in beroep opnieuw ten gronde beoordeelt, zal zij aan dit standpunt
voorbij gaan.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 50, tweede lid, van de Pbw dient de directeur zo spoedig mogelijk over de oplegging van een disciplinaire straf te beslissen nadat hem verslag
is aangezegd. Zoals de beroepscommissie onder meer in haar uitspraak RSJ 20 januari 2014, 13/3300/GA, heeft overwogen, eist de zorgvuldigheid dat afhandeling binnen 24 uur na de aanzegging van het verslag geschiedt. Slechts op goede gronden kan hiervan
worden afgeweken. Nu dergelijke gronden niet door de directeur zijn aangevoerd, dient, nu vorenbedoelde termijn is overschreden, het beklag alsnog gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming. Zij zal deze vaststellen op € 10,=.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 30 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven