Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0189/JA, 9 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 16/189/JA

betreft: [klager] datum: 9 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 23 november 2015 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [ 1998], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2016, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is gehoord klagers raadsman mr. B.H.J. van Rhijn.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Vanuit de Stichting Teylingereind is op 21 april 2016 schriftelijk bericht dat zowel de directeur als beide juristen verhinderd zijn ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen en is verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep.

Het aanhoudingsverzoek is afgewezen en van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat ter kennisneming aan klager, zijn raadsman en de directeur is verzonden.
De directeur is in de gelegenheid gesteld op het verslag te reageren. Van deze gelegenheid heeft de directeur geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de frequentie van het aantal urinecontroles.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de wet blijkt geen minimale of maximale frequentie voor het verrichten van urinecontroles. Volgens het protocol urinecontrole van Forensisch
Centrum Teylingereind dient een urinecontrole standaard één keer per twee weken plaats te vinden en dient een urinecontrole na een positieve uitslag wekelijks plaats te vinden totdat de urinecontrole een negatieve uitslag heeft. Daarnaast is het
mogelijk een urinecontrole af te nemen op indicatie in overleg met de teamleider bij een vermoeden van aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen. Er zijn mogelijk extra controles ingezet bij klager omdat hij meermalen een positieve uitslag had.
Het
hangt van de waardes af of de directeur het nodig vindt dat klager, die al aan controles wordt onderworpen, ook wordt onderworpen aan extra urinecontroles van de gehele groep. In beginsel is een controle van één keer per week voldoende om te kunnen
beoordelen of is bijgebruikt of niet. Incidenteel komt het voor dat twee keer per week wordt gecontroleerd.
De beklagcommissie heeft overwogen dat het protocol urinecontrole geen duidelijkheid geeft over de tijdsinterval voor vergelijking van waardes van urinecontroles, dat soms een hogere frequentie van urinecontroles is gehanteerd dan eenmaal per week bij
een positieve uitslag en dat het soms niet duidelijk is of op basis van het protocol of op basis van de criteria extra urinecontroles te rechtvaardigen zijn. In Teylingereind wordt drugsgebruik niet geaccepteerd. Indien een vermoeden van drugsgebruik
bestaat, houdt Teylingereind zich het recht voor om een urinecontrole uit te voeren. Ook bij een vermoeden van gebruik kan een urinecontrole plaatsvinden, conform het protocol. Zowel op 28 augustus 2015 als op 12 september 2015 bestond een vermoeden
van
drugsgebruik en zijn in dit verband bij meerdere jeugdigen op de groep extra urinecontroles afgenomen, waaronder bij klager. In de periode waarover wordt geklaagd heeft klager 17 urinecontroles gehad waarvan er 12 positief zijn beoordeeld op de
aanwezigheid van cannabis. Deze positieve uitslagen waren de grond voor de wekelijkse urinecontroles totdat de cannabiswaarde niet meer aantoonbaar was. Tweemaal is de waarde als niet aantoonbaar gekenmerkt, waarna ook de termijn van twee weken tot aan
de volgende urinecontrole in acht is genomen.

Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het verweer van de directeur is een herhaling van zetten. Er is een bepaalde tijdspanne voor de afbraak van de stoffen in het lichaam, maar klager
werd zo vaak gecontroleerd dat een afname van de waardes nauwelijks waarneembaar was. Klagers raadsman persisteert bij hetgeen in de beklagprocedure is aangevoerd en verzoekt om bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Met name is ook in beroep niet weerlegd dat, zoals de beklagcommissie heeft overwogen, het protocol
urinecontrole geen duidelijkheid geeft over de tijdsinterval voor vergelijking van de waardes van de urinecontroles en dat bij het soms meerdere malen wekelijks controleren, zoals in dit geval is gebeurd, onduidelijk blijft of op basis van het protocol
urinecontrole of op basis van de toegepaste criteria die extra controles te rechtvaardigen zijn. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. R. van de Water, leden, bijgestaan door
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven