Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1370/GV, 13 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1370/GV

betreft: [klager] datum: 13 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 april 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. De recidivekans is, als beschreven in het NIFP-rapport, slechts matig aanwezig. Deze kans is niet acuut en vormt derhalve geen reden de verlofaanvraag af te wijzen. Het verlofadres
betreft klagers ouders, zij zullen ten tijde van het verlof toezicht op hem houden. Klager zal het contactverbod respecteren. De politie heeft geen bezwaar tegen het verlofadres en aangenomen mag worden dat de politie een weloverwogen standpunt heeft
ingenomen. De verlofverlening is voor klager van extra belang om te kunnen werken aan zijn eigen fysiotherapiepraktijk. Sociale controle is nergens groter dan in de eigen woonplaats. Een omgevingsverbod is door de rechtbank niet opgelegd en is ook
tijdens het verlof niet noodzakelijk. Klager is sinds eind maart 2016 op zijn initiatief in behandeling bij een gz-psycholoog. Gecontroleerde re-integratie is in ieders belang voordat klager na zijn detentie terugkeert in de maatschappij. Het draagvlak
in de omgeving is groot, mede doordat klagers persoonlijke geschiedenis bij de lokale samenleving, waaronder het slachtoffer, bekend is. De reclassering adviseerde in augustus 2015 al positief ten aanzien van een schorsing van klagers voorarrest en
daarmee een verblijf bij zijn ouders.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Contact met het slachtoffer is onvermijdelijk, nu het slachtoffer woonachtig is in hetzelfde kleine dorp. Het verlofadres is daarom ongeschikt. Het toepassen van elektronische
controle, om een gebiedsverbod te controleren, is met deze afstanden niet mogelijk. Zonder behandeling, die heden nog niet gestart is, is de kans op herhaling aanwezig.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, met inzet van elektronische controle. Gedragsmatig zijn er geen contra-indicaties.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De strafbare feiten hebben zich afgespeeld in de woning van het slachtoffer in hetzelfde dorp als waar klagers
verlofadres
zich bevindt. Recidivegevaar is aanwezig zolang klager niet is behandeld.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, maar wel opgemerkt dat zowel de ouders als de schoonouders van het slachtoffer in de buurt wonen.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld, wegens – kort gezegd – bedreiging en gijzeling en heeft hoger beroep aangetekend tegen die veroordeling. De (fictieve) einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 9 juni 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit het door de Staatssecretaris overgelegde reclasseringsrapport blijkt dat sprake is van een hoog recidiverisico zolang klager niet is behandeld. Uit de inlichtingen van de directeur van voornoemde locatie van 11 april 2016 blijkt dat er nog geen
uitsluitsel is over de mogelijkheid om al tijdens de detentie te starten met de ambulante behandeling van klager. Dat klager naar zijn zeggen op eigen initiatief eind maart 2016 is gestart met gesprekken met een gz-psycholoog doet hier niet aan af. Nu
klager nog niet is behandeld, is sprake van een hoog recidiverisico. Het verlofadres bevindt zich in hetzelfde dorp als waar het slachtoffer woont, waardoor elektronische controle niet mogelijk is.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b., g. en j. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. W.F. Korthals Altes en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 13 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven