Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1017/GA, 10 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1017/GA

betreft: (klager) datum: 10 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. N. van Schaik, namens

(...), verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N. van Schaik, en mevrouw (...), plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de
locatie Zuyder Bos.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie ingaande 17 september 2015 vanwege een positieve urinecontrole voor de tweede maal binnen drie maanden.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar het beroepschrift. De daarin genoemde gronden zijn helder. Op basis van de beschikbare gegevens is bijgebruik door klager niet vast te stellen. Bovendien heeft klager een verklaring voor de positieve score. Van de eerdere
urinecontroles van 27 juni 2015 en 25 juli 2015 is de kreatininewaarde niet bekend. Het is vaste jurisprudentie van de beroepscommissie van de RSJ dat de kreatininewaarde noodzakelijk is om bijgebruik te kunnen vaststellen. Het lab is hierover niet
geraadpleegd. Klager heeft bij het eerste verhoor door de directeur al aangegeven dat hij niet heeft gebruikt. Op 25 juli 2015 was er een negatieve score. De uitslag van de urinecontrole van 5 september 2015 was hoger. Bij een afkapwaarde van 50 kan de
verhoging echter minimaal zijn en zoals gezegd is de enkele thc-score is niet voldoende. Nu er geen nader onderzoek is gedaan is er een ondeugdelijke beslissing genomen.
In reactie op het verweer van de directeur geeft de raadsman aan met de genoemde jurisprudentie geen casuïstische vergelijking te hebben willen maken, maar te willen abstraheren van de casus. De kreatininewaarden ontbreken dus er is sprake van een
onzorgvuldig besluit. Er had naar het verweer van klager gekeken moeten worden. De verklaring van het lab zit niet in het dossier en is niet bij de beklagcommissie aan de orde geweest.

Klager heeft nog het volgende aangevoerd. Het eerste urine-onderzoek was op 27 juni 2016. De uitslag was 144 op thc en op grond daarvan heeft hij een straf gekregen. De kreatininewaarde was niet bekend. Het is verwarrend dat de directeur nu met een
score van 143 komt. Bij klager is sprake van gewichtsverlies binnen korte tijd. Hij heeft een brief gericht aan de directeur, maar die heeft de brief niet gelezen en klager eerst een sanctie opgelegd. Van de conclusie van het lab was klager niet eerder
op de hoogte.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn drie urinecontroles afgenomen. De eerste op 27 juni 2015 en de derde op 5 september 2015. Daar zit ongeveer 2 1⁄2 maand tussen en dat is een lange periode. Er is navraag gedaan bij het lab en het antwoord luidde dat een positieve score zonder
bijgebruik onmogelijk was. De directeur overlegt ter zitting een e-mailbericht van 6 juli 2015 met een verslag van een positieve urinecontrole op 6 juli 2015. Klager scoorde 143 op cannabis na een herhalingsonderzoek. De kreatininewaarde was bekend en
bedroeg 23.1. Klager is hiervoor een disciplinaire straf opgelegd van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel ingaande 6 juli 2015. Namens klager is verwezen naar bijzondere omstandigheden onderbouwd met jurisprudentie van
de beroepscommissie. De directeur loopt de uitspraken langs. In RSJ 11 september 2014, 14/1046/GA is de situatie niet vergelijkbaar met die van klager. Er is sprake van veel groter gewichtsverlies en van chronisch drugsgebruik. Dat geldt niet voor
klager. In RSJ 19 oktober 2015, 2035/GA was sprake van een score van boven de 1000 op cannabis. Dan kan de kreatinine/cannabisratio niet worden vastgesteld en dat kan in het geval van klager wel. In RSJ 3 augustus 2015, 15/982/JA was sprake van een
uitslag van meer dan 200 op cannabis op grond waarvan de kreatinine/cannabis ratio niet kon worden vastgesteld.
De navraag bij het lab is door de juridisch medewerker telefonisch en in algemene zin gedaan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat uit van de volgende gegevens. Tot 27 juni 2015 lieten vier afgenomen urinecontroles een negatieve uitslag zien. Op 27 juni 2015 scoort klager positief op thc met een waarde van 144. Op 25 juli 2015 scoort klager negatief. Op 5
september 2015 scoort klager 71 op thc, na een herhalingsonderzoek 67 op thc. Klager is naar aanleiding hiervan de bestreden disciplinaire straf opgelegd. Eerst in beroep heeft de directeur overgelegd een positieve score van 143 op thc na een
herhalingsonderzoek op 6 juli 2016.

In eerdere uitspraken heeft de beroepscommissie bepaald dat in zaken als de onderhavige niet de in de urine aangetroffen hoeveelheid cannabinoide stoffen (de thc-waarde) bepalend is voor de vraag of de gedetineerde sinds de laatste urinecontrole heeft
bijgebruikt, maar dat daarvoor de thc/kreatinineratio bepalend is, afgezet tegen de eerder gemeten thc/kreatinineratio. Die ratio is alleen bekend met betrekking tot de uitslag van 5 september 2015. Er zijn derhalve onvoldoende gegevens om de uitslag
van 5 september 2015 te kunnen beoordelen. In beroep is gebleken dat de directeur alleen in algemene zin een vraag aan het laboratorium heeft voorgelegd en de uitkomst daarvan niet op schrift heeft gesteld.

Gelet op het vorenstaande heeft de directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid niet kunnen beslissen klager een disciplinaire straf op te leggen. De uitspraak van de beklagrechter kan niet in stand blijven en het
beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming aan klager en stelt de hoogte daarvan vast op €37,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €37,50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J. Plaisier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven