Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0809/GA, 10 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/809/GA

betreft: (klager) datum: 10 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

(...), verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 februari 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. M. Wever, plaatsvervanger van mr. E.A. Blok.
De directeur van de locatie Hoogvliet heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. schending van de zorgplicht van de directeur in verband met de toegang tot de medische dienst;
b. klagers bejegening door bewaarders.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder b op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wil de situatie zoals die is geweest graag aan de beroepscommissie voorleggen. Zijn teen is nu lichtblauw van kleur en de nagel is nog niet terug. Hij is al drie tenen kwijt. De specialist kijkt er maandelijks naar. Het moment dat klager in de
inrichting om medische hulp vraagt moet er gehandeld worden. Een personeelslid heeft gebeld met de arts. Die heeft gezegd er een pleister op te doen en de teen elke twee uur te controleren. Dit was op zaterdagavond. Klager heeft de arts pas op dinsdag
gezien. Hij heeft zich apart beklaagd over het handelen van de inrichtingsarts.

Namens klager is aangevoerd dat klager en zijn raadsvrouw niet aanwezig waren bij de behandeling van het beklag door de beklagcommissie, maar dat dit niet aan hen te wijten was. Klager is onder de aandacht van medisch specialisten en hij moet meteen
behandeld worden als er iets is. Dit blijkt ook uit de brief van 14 januari 2016 van de medisch adviseur. Klager heeft in die zaak geen beroep ingesteld omdat hij het eens was met de uitkomst van de bemiddeling van de medisch adviseur. Klagers teen
moest misschien worden geamputeerd, dat was al eerder gebeurd bij andere tenen, en daar was klager zeer emotioneel over, overigens nu nog.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a.
Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger.
In het derde lid is, voor zover in beroep relevant, bepaald dat de directeur ervoor zorg draagt dat de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger:
a. regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur;
b. op andere tijdstippen beschikbaar is, indien dit in het belang van de gezondheid van de gedetineerde noodzakelijk is;
In het vierde lid onder b is bepaald dat de directeur zorg draagt voor de behandeling van de gedetineerde op aanwijzing van de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger;

Aan de orde is de vraag of de directeur ten aanzien van klager voldoende zorg heeft gedragen voor de toegang van klager tot de medische dienst. De beroepscommissie beantwoordt die vraag bevestigend en betrekt daarbij de volgende feiten en
omstandigheden. Klager heeft op zaterdagavond 5 december 2015 om medische hulp gevraagd, omdat zijn teen bloedde. Het dienstdoende personeelslid heeft hierop de piketarts gebeld. De piketarts heeft de medische situatie van klager beoordeeld en het
personeelslid heeft op aangeven van de piketarts klagers teen behandeld. Verder is klager op een twee uurscontrole geplaatst. Klager is de eerstvolgende gelegenheid voor het spreekuur ingepland en dat was maandag 7 december 2015. Klager is toen door de
medische dienst gezien en de verpleegkundige heeft zijn teen behandeld. De volgende dag, dinsdag 8 december 2015, is klager gezien door de inrichtingsarts en doorverwezen naar de vaatchirurg.
Daarmee heeft de directeur er zorg voor gedragen dat een arts of diens vervanger tijdig beschikbaar was. Dat wellicht de inrichtingsarts na de piketmelding onzorgvuldig heeft gehandeld, zoals naar voren komt uit de brief van de medisch adviseur van 14
januari 2016, kan niet aan de directeur worden toegerekend. Hoewel de beroepscommissie de zorgen en emoties van klager ten tijde van het incident begrijpt, heeft de directeur juist gehandeld door direct de medische dienst in te schakelen. Zij zal het
beroep ongegrond verklaren.

Ten aanzien van b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J. Plaisier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven