Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0723/GB, 10 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/723/GB

Betreft: (klager) datum: 10 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

(...), verder te noemen klager,

en van een beroepschrift ingediend door mr. B.G.M.C. Peters namens klager,

gericht tegen een op 1 maart 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager en zijn raadsvrouw hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op de zitting van 23 mei 2016 door een lid van de Raad te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) te beëindigen en hem te plaatsen de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 maart 2015 gedetineerd in Nederland, nadat hij vanuit Duitsland is overgedragen. Vanaf 3 november 2015 nam hij deel aan een p.p. en verbleef hij op een verlofadres. Op 27 januari 2016 is hij geplaatst in de p.i. Nieuwegein. Op 29
februari 2016 is hij overgeplaatst naar de p.i. Groot Alphen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt, zakelijk weergegeven, toegelicht.
Klager heeft zich niet schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en hij is niet voor een strafbaar feit veroordeeld. Hij wordt vervolgd voor een strafbaar feit. Klager werd uit het niets overvallen en beschoten in zijn eigen huis. Hij was slachtoffer van
het incident en heeft geen enkele voorwaarde voor deelname aan het p.p. overtreden. Dat klager slachtoffer is, blijkt niet alleen uit de zware verwondingen, maar ook uit de schorsing vanwege het ontbreken van voldoende overtuigend bewijs. De enkele
verdenking van een strafbaar feit mag niet uitsluiten bepalend zijn om de beslissing tot het niet terugplaatsen in het p.p. te kunnen dragen. Nu het zeer aannemelijk is dat de rol van klager bij het strafbare feit slechts die van slachtoffer is en
gezien de positieve adviezen over het gedrag van klager, had de selectiefunctionaris niet tot het oordeel kunnen komen dat klager niet in aanmerking komt voor terugplaatsing in het p.p.
De einddatum van klager is 12 augustus 2016. Op 11 maart 2016 is een pro forma zitting. Drie maanden later zal weer een pro forma/regiezitting volgen. Indien op die zitting onderzoekswensen gedaan kunnen worden, zal dat enkele maanden in beslag nemen.
Maar zelfs al worden geen onderzoekswensen gedaan, dan zal de zaak niet voor 12 augustus 2016 behandeld worden. Klager zal dan uit detentie ontslagen worden zonder dat enige resocialisatie heeft plaatsgevonden. De wijze waarop de fasering van klager nu
gefrustreerd en tegengewerkt wordt, is in strijd met het resocialisatiebeginsel. Klager is direct na zijn schorsing teruggeplaatst in een streng basisregime zonder enige vrijheden. Daarmee wordt gehandeld in strijd met het algemene uitgangspunt van
artikel 2, vierde lid, van de Pbw dat gedetineerden zo min mogelijk in hun vrijheid dienen te worden beperkt. Er is geen enkel veiligheidsrisico. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en te beslissen dat klager weer terug in het p.p. geplaatst
moet worden vanwege de bijzondere omstandigheden in deze zaak.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 29 november 2015 is klager tijdens zijn deelname aan een p.p. gearresteerd en preventief ingesloten. Na schorsing van de preventieve hechtenis is hij weer ingesloten voor het ondergaan van de resterende gevangenisstraf. De p.i. heeft hem
voorgedragen voor plaatsing in een gesloten inrichting. De selectiefunctionaris heeft klager geselecteerd voor de p.i. Nieuwegein. Klager is gearresteerd in verband met een zeer ernstig strafbaar feit. Navraag leert dat de zaak nog in onderzoek is en
klager nog steeds verdachte is. Er is sprake van gerede verdenking dat klager zich, tijdens zijn deelname aan een p.p., schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Nu de zaak nog in onderzoek is, kunnen eventuele risico’s bij het verlenen van
vrijheden aan klager of anderen niet worden ingeschat. Over de schuldvraag zal de rechtbank zich moeten buigen. Met de verdenking die thans wordt onderzocht, acht de selectiefunctionaris het onverantwoord aan klager vrijheden te verlenen. Hiermee is
ook
een selectie voor deelname aan een p.p. ongewenst.

4. De beoordeling
In artikel 9, eerste lid en onder c, van de Penitentiaire maatregel is als voorwaarde voor deelname aan een p.p. gesteld dat de gedetineerde zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De verdenking dat de gedetineerde zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, kan derhalve voldoende reden opleveren om de deelname aan een p.p. te beëindigen. De schorsing van de preventieve hechtenis betekent niet dat de verdenking dat de
gedetineerde zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, niet meer bestaat. Reeds om die reden kan niet worden gezegd dat beslissing van de selectiefunctionaris onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven