Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0742/GA, 10 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/742/GA

betreft: (klager) datum: 10 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

(...), verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 februari 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 mei 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, en mevrouw (...), plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de
locatie Zuyder Bos.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 21 september 2015 tot terugplaatsing naar het basisprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een aantal dingen klopt niet. Klager heeft zijn KVV papieren; deze zijn niet verscheurd. Hij is na één keer weggestuurd en is meteen met rood gestraft.
Klager heeft wel aan KVV gewerkt en heeft ter onderbouwing daarvan diverse documenten meegenomen die ter zitting worden ingezien. Het gaat om een KVV TRA-plan van 16 augustus 2015, een TRA-plan van 11 mei 2015 en een bewijs van deelname aan KVV van 11
mei 2015. Klager heeft in samenwerking met de mentor een TRA-plan gemaakt. Klager heeft de KVV afgerond, het ging om de Cova-plus training waar hij werd weggestuurd. In reactie op het argument van de directeur dat klager zijn criminele vriendengroep
niet zou willen laten vallen, geeft klager aan dat hij op grond van het reclasseringsrapport niet mocht omgaan met één vriend. Dat verbod heeft hij geaccepteerd. Met andere vrienden die niets met het delict te maken hebben, wil hij wel blijven omgaan.
Die andere vrienden hebben misschien wel een criminele achtergrond, maar dat doet er niet toe.

Namens klager is het standpunt als volgt aangevuld.
De beslissing van de directeur is onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Ten eerste is geen keuze gemaakt tussen oranje of rood gedrag. Voorts is het structurele gedrag van klager niet meegewogen. Hij verbleef in de b.b.i. Het gedrag op grond waarvan de
directeur klager heeft gedegradeerd kan, gelet op de bijlage bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, als oranje worden aangemerkt. Passief zijn en het niet maken van huiswerk vallen in de bijlage onder oranje gedrag,
niet
onder rood. Op basis van oranje gedrag dient geen degradatie plaats te vinden. Op basis van de stukken maakt de raadsman op dat het volgende is gebeurd. Kennelijk heeft op 8 september 2015 een serieus gesprek plaatsgevonden over klagers gedrag op de
Cova-plus training. Klagers deelname aan de training is daarna meteen beëindigd. Klager heeft een brief gestuurd waarin hij aangeeft graag nog een kans te krijgen, maar dit is niet opgepikt binnen de p.i. Op 21 september 2015 is beslist tot degradatie.
Er heeft alleen nog een gesprek met klager plaatsgevonden op 3 december 2015, waarvoor de beklagcommissie de zitting heeft aangehouden. Dit heeft tot niets geleid. In reactie op het argument van de directeur dat klager zijn criminele vriendengroep niet
wil laten vallen, merkt de raadsman op dat nu voor het eerst duidelijk is wat voor de directeur het rode gedrag is. De raadsman schat in dat deze informatie uit de reclasseringsrapportage is gehaald. Hij brengt in herinnering dat klager in de b.b.i.
verbleef en dat die informatie toen ook al speelde, maar kennelijk geen risico vormde.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Inderdaad had in de beslissing een keuze moeten worden gemaakt tussen oranje of rood gedrag. Klagers gedrag is als rood aangemerkt. Hij vertoonde meerdere malen negatief gedrag en wilde niet meewerken aan resocialisatie-activiteiten. Gemeld is dat
klager zijn KVV papieren heeft verscheurd. Hieruit zouden TRA-doelen moeten voortkomen. Klager had een negatieve invloed op medecursisten en is meerdere malen op zijn gedrag aangesproken. Voor de directeur is het cruciale punt dat klager heeft
aangegeven zijn criminele vriendengroep niet te willen laten vallen. Hiermee kiest klager niet voor een delictvrije toekomst. Desgevraagd geeft de directeur aan dat de informatie die ten grondslag heeft gelegen aan de beslissing tot degradatie ziet op
de periode vanaf 28 juli 2015. Klager verbleef toen in de b.b.i.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de regeling) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. In de nota van toelichting bij de wijziging van de regeling die
heeft geleid tot de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt 20 februari 2014, nr 4617) komt naar voren dat het beleidskader Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT) erop is gericht gedetineerden te stimuleren eigen
verantwoordelijkheid te nemen voor hun detentie. Van een gedetineerde wordt een eigen inzet verwacht voor diens terugkeer in de samenleving. Dit krijgt vorm in het systeem van promoveren en degraderen. Bestendig positief gedrag kan leiden tot promotie
met als gevolg deelname aan meer en andere activiteiten en vrijheden. Ontbreekt dit gedrag dan kan de directeur besluiten tot degradatie met als gevolg minder activiteiten en vrijheden. In de bijlagen bij de regeling zijn voorbeelden gegeven van gedrag
dat als goed gedrag (groen gedrag), dit kan beter-gedrag (oranje gedrag) en ongewenst gedrag (rood gedrag) wordt aangemerkt. Op grond van artikel 1d, derde lid, van de regeling kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is
gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de regeling leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie.

Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel – zo oordeelde zij reeds in haar uitspraak van 10 november 2014 (14/1918/GA) – dat de directeur voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging dient te maken. Bij die
belangenafweging dient de directeur het ‘oranje-gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken
waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie.

Uit het voorliggende degradatiebesluit blijkt dat de directeur heeft besloten tot degradatie van klager, omdat hij niet wenst mee te werken aan zijn re-integratie. Hij heeft de KVV papieren verscheurd. Klager is gewaarschuwd en aangesproken op zijn
negatieve gedrag dat hij al vanaf het begin van de training laat zien en hem is gevraagd een verbetering te laten zien. Klager heeft geweigerd hieraan gehoor te geven. Hij is verwijderd uit de Cova- plus training, omdat hij ongemotiveerd en
ondermijnend
gedrag vertoonde.

De beroepscommissie stelt vast dat de directeur in de bestreden beslissing geen keuze heeft gemaakt tussen oranje of rood gedrag. Gelet op de bijlage bij de Regeling moeten de gedragingen die klager worden verweten eerder als oranje dan als rood gedrag
worden aangemerkt. Bovendien is al het overige, structurele, gedrag van klager, die in de b.b.i. verbleef, onvoldoende meegewogen in de beslissing. Op grond van de beschikbare informatie komt naar voren dat klager sedert 25 juli 2015 in de b.b.i.
verbleef. Op 25 augustus 2015 is klager met de Cova-plus training gestart. Op 8 september 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden met klager waarna meteen is besloten klagers deelname aan de Cova-plus training te stoppen. De beroepscommissie acht deze
beslissing, gelet op de korte periode na de start van de Cova-plustraining, nogal snel genomen. Bovendien was er aanleiding, mede gezien de brief van klager van 8 september 2015, om zijn deelname te heroverwegen. Dat is niet gebeurd.

De beslissing van de directeur moet, gelet op het vorenstaande, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als niet redelijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de beslissing niet meer
ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Gebleken is dat klager voor de duur van zes weken in het basisregime is geplaatst en daarna, na bespreking in het MDO, weer in het
plusregime is geplaatst. De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen van €30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J. Plaisier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven