Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1225/GA, 9 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1225/GA

Betreft: (klager) datum: 9 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

(...), verder te noemen klager

en van een ingekomen beroepschrift ingediend namens klager door mr. J.B. Boone

gericht tegen een op 11 april 2016 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 mei 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.B. Boone, en de heer (...), plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Amsterdam Over-Amstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 11 april 2016, inhoudende
dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Primair wordt een procedureel verweer gevoerd. Verwezen wordt naar de beslissing van de schorsingsvoorzitter van 15 april 2016 (16/1224/SGA) op het schorsingsverzoek van klager. In de beoordeling van die beslissing staat dat slechts ruimte bestaat voor
een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Vervolgens volgt een volledige inhoudelijke motivering en wordt het schorsingsverzoek afgewezen. Dit is een onbegrijpelijke beslissing en de beroepscommissie
kan
niet anders dan deze beslissing volgen. De dwangbehandeling is al begonnen en de spuit al gezet.
Subsidiair is de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling een krankzinnige beslissing. Twee psychiaters, ervaringswetenschappers, hebben gemeend te moeten adviseren tot toepassing van a-dwangbehandeling. De ene psychiater, die klager niet heeft
gezien, begint het verhaal en de tweede psychiater sluit zich daarbij aan. Er blijkt echter van tegenstrijdigheden in de adviezen. In de psychiatrische beoordeling staat dat klager correct is en niet fysiek dreigend overkomt. Hoe komt men dan tot de
conclusie om a-dwangbehandeling toe te passen? Dit is aan de orde van de dag in het PPC. De commissie van toezicht heeft zelfs naar het kantoor van de raadsman gebeld om aan te geven hoe slecht het is gesteld in het PPC. De raadsman schat zo in dat de
schorsingsvoorzitter en de beroepscommissie geen medici zijn en daarom ook niet goed in staat om deze medische beslissing te beoordelen.
Volgens de psychiaters heeft klager een waanstoornis terwijl hij niet is gediagnosticeerd. In hoger beroep loopt momenteel een procedure met getuigenverhoor en het is niet uitgesloten dat vrijspraak volgt. Het PBC maakt rapportage op nadat klager daar
heeft verbleven. Klager heeft echter geweigerd om mee te werken en heeft niet gesproken met een psycholoog of een psychiater. Hij heeft niet eerder een a-dwangbehandeling ondergaan. Dat klager een dwangstoornis zou hebben en een gevaar voor anderen zou
zijn is niet vastgesteld en om dat te illustreren geeft de raadsman aan dat klager hem heeft verzocht om een medegedetineerde bij te staan over wie klager zich zorgen maakt. Klager is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar en heeft nu
TBS opgelegd gekregen en men oordeelt blijkbaar op grond daarvan dat dwangmedicatie nodig is.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het probleem bij een gegrondverklaring van een beroep is dat het gevaar van de patiënt daarmee niet weg is en dat de inrichting een andere manier moet zien te vinden om daarmee om te gaan. Door de wetgever is voor deze procedure bij toepassing van
a-dwangbehandeling gekozen. De commissie van toezicht weet zich niet goed raad met zijn rol hierin. De directeur heeft klager buiten in het zonnetje gesproken. Klager was rustig, maar de directeur heeft geen psychiatrie gestudeerd en laat zich dan ook
adviseren door psychiaters. De directeur heeft besloten om bij klager a-dwangbehandeling toe te passen. De psychiaters adviseren hiertoe in verband met een toekomstig gevaar. Klager moet tegen zichzelf in bescherming worden genomen alsmede de omgeving
tegen hem. Klager verblijft niet voor niets in detentie. Zonder behandeling is zijn kans van slagen op resocialisatie minimaal en is er gevaar voor recidive althans terugkeer in detentie. De inschatting is dat klagers gedrag makkelijk kan omslaan in
agressie. De directeur kan geen voorbeelden van agressie door klager geven. De boosheid straalt er vanaf bij klager, maar hij is altijd correct gebleven.
Vanuit de afdeling is wel teruggekoppeld dat klager agressief kan reageren op derden. De voorgeschiedenis van klager, de gedragsbeschrijving en de inschatting voor de toekomst maken dat de directeur tot zijn beslissing is gekomen.

3. De beoordeling
3.1 Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde
doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (a-dwangbehandeling).

3.2 In de beslissing van 11 april 2016 is vermeld dat de dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk is vanwege het volgende gevaar: “Als u niet meewerkt aan de behandeling is de kans op resocialisatie nihil. U reageert zonder behandeling afwijzend en
agressief naar uw omgeving, uw hinderlijke gedrag roept ook agressie bij anderen op. Het gevaar daarvan is dat u een ander weer zwaar lichamelijk letsel zult kunnen toebrengen of uzelf maatschappelijk ten gronde kan richten.”

3.3 Voor de vaststelling van het gestelde gevaar dienen op de situatie in detentie toegesneden feiten en omstandigheden te worden aangevoerd, waaruit de relatie met de stoornis en de aannemelijkheid van het gevaar kunnen worden afgeleid.

3.4 Het in de beslissing genoemde gevaar is onvoldoende geconcretiseerd en vindt onvoldoende steun in de adviezen van de psychiaters. Met name voor de veronderstelde agressie bij klager ontbreekt een feitelijke onderbouwing in de overgelegde stukken.
De
directeur heeft desgevraagd geen concrete incidenten kunnen noemen. Uit de psychiatrische beoordeling van 6 april 2016 blijkt dat klager, hoewel hij afwerend is en zich continu aangevallen voelt, correct blijft en niet fysiek dreigend overkomt. Gelet
hierop is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit een psychiatrische stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46d aanhef en onder a veroorzaakt en dat een a-dwangbehandeling noodzakelijk is. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en
de
bestreden beslissing zal worden vernietigd. Er zijn termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager van €50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J. Plaisier, leden, in tegenwoordigheid van mr; S. Jousma, secretaris, op 9 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven