Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3290/GA, 26 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3290/GA

betreft: [...] datum: 26 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M. Feenstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 maart 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Dordrecht in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de terugplaatsing vanuit het plusprogramma naar het basisprogramma (degradatie).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft bij de beslissing tot degradatie geen inzichtelijke belangenafweging gemaakt. Het besluit voldoet daarom niet aan de eisen.
Klager gedraagt zich correct en positief. Gedrag omvat meer dan het wel of niet meewerken aan bepaalde trainingen, activiteiten of groepsgesprekken. De einddatum van klagers detentie nadert en het basisregime staat in de weg aan klagers resocialisatie.
De directeur heeft aangevoerd dat het landelijk programma moet worden uitgevoerd, maar welke wet- of regelgeving daarmee wordt bedoeld is onbekend.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie van de beroepscommissie van onder meer RSJ 4 april 2016, 15/4200/GA, dient de directeur voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de
directeur het ‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’
dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het beleidskader Dagprogramma, Beveiliging en Toezicht op maat (DBT) dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te
leiden
tot degradatie. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook omwille van de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en
schriftelijk te worden vastgelegd.

Uit het voorliggende degradatiebesluit van 17 juni 2014 komt naar voren dat de directeur heeft besloten tot terugplaatsing van klager, omdat hij weigert deel te nemen aan het programma Binnen Beginnen en andere terugkeeractiviteiten. Niet is gebleken
dat de directeur voorafgaande aan de degradatiebeslissing een belangenafweging heeft gemaakt. In het degradatiebesluit wordt enkel het negatieve gedrag van klager beschreven, terwijl het structurele gedrag, waaronder het positieve gedrag, van klager
niet wordt vermeld. Daarnaast wordt door de directeur geen keuze gemaakt tussen ‘oranje’ en ‘rood’ gedrag. Gelet op bovenstaande moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep zal daarom
gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 26 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven