Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0178/GA, 12 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/178/GA

betreft: [klager] datum: 12 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.J. Pellinkhof, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 januari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2016, gehouden in de p.i. Lelystad is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.J. Pellinkhof, gehoord. De directeur van de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen. Klager is in de gelegenheid gesteld te reageren op de schriftelijke reactie van 18 april 2016 van de directeur van de p.i. Zwolle.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens een vechtpartij met een gedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De persoon met wie klager in conflict is geraakt, stond bekend als ruziezoeker. Hij zocht voortdurend de grenzen op en provoceerde zijn
medegedetineerden. Hij schold, beledigde, treiterde en was negatief aanwezig in de groep. Op geniepige wijze dreef hij de medegedetineerden tot wanhoop. Het personeel moet daarvan op de hoogte zijn geweest. Klager en verschillende medegedetineerden
hebben bij herhaling geklaagd over zijn gedrag. Het personeel is in hoge mate nalatig geweest de belangen van klager te beschermen. Men heeft de problemen op zijn beloop gelaten. Klager heeft nooit eerder rapport gehad. Aan de vechtpartij gingen
treiterijen vooraf. Toen klager in de keuken stond te koken heeft de desbetreffende persoon in het eten gespuugd. Dit is opgemerkt door een medegedetineerde die verder niet is gehoord. Klager ging hierover zijn beklag doen bij het personeel, maar hij
werd niet serieus genomen. Klager heeft tegenover het personeel opgemerkt dat hij er niet van gediend is als in zijn eten wordt gespuwd en dat zijn geduld niet onbegrensd was. Kennelijk is dit opgevat als een dreigement.
Klager is na het spuugincident naar de kamer van de desbetreffende gedetineerde gegaan om verhaal te halen, niet om geweld te plegen. Klager werd onverhoeds aangevallen. Klager heeft daarop teruggeslagen. Er was sprake van een situatie van
noodweer/noodweerexces.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft tijdens het horen aangegeven dat hij en de medegedetineerde op de cel van de medegedetineerde ruzie hebben gekregen. Voorafgaand aan
het incident heeft klager dreigementen geuit, onder andere dat hij die persoon kapot zou maken. Het is de directeur niet bekend dat de medegedetineerde als ruziezoeker bekend stond. Klager heeft voor eigen rechter gespeeld door ervoor te kiezen het
voorval op zijn eigen manier op te lossen. In plaats daarvan had hij voor een alternatief kunnen kiezen. Het gedrag en het handelen van klager valt hem te verwijten en is sanctiewaardig. De medegedetineerde heeft verklaard veel met klager op te hebben
getrokken omdat zij beide Duits spreken. Een medeverdachte stond op de uitkijk bij de celdeur.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a jo. artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken opleggen, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die
onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op grond van het vijfde lid van artikel 51 kan geen straf worden opgelegd, indien de gedetineerde niet
verantwoordelijk kan worden gesteld voor het hem verweten feit.

De beroepscommissie stelt als onbestreden vast dat klager op 28 augustus 2015 de cel van een medegedetineerde is binnengelopen alwaar zich een vechtpartij tussen de medegedetineerde en hem heeft afgespeeld. Dit gedrag is in strijd met de orde en
veiligheid in de inrichting en rechtvaardigt daarom het opleggen van een disciplinaire straf. Klagers beroep op noodweer of noodweerexces moet worden verworpen. Klager stelt immers zelf dat hij na een spuugincident in de keuken naar de betreffende
medegedetineerde is toegelopen. Hij heeft derhalve de confrontatie opgezocht. Ook is van belang dat klager tijdens het eerste contact dat hij na het incident met het personeel heeft gehad, heeft ontkend de medegedetineerde te hebben geslagen. Voorts
acht de beroepscommissie van belang dat de verwondingen die klager door de vechtpartij heeft opgelopen, zijn meegevallen. In het schriftelijk verslag wordt hierover opgemerkt dat het erop leek dat klager op zijn oog is geslagen.

Klager is consistent in zijn verklaringen dat het personeel niet heeft gereageerd op zijn klachten over het gedrag van de betreffende medegedetineerde. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager toegelicht dat het personeel wegkeek en de klachten
van hem en andere gedetineerden bagatelliseerde. De beroepscommissie is van oordeel dat dit een omstandigheid vormt die had moeten worden meegewogen in de bepaling van de hoogte van de strafmaat. De directeur heeft klager de maximale straf opgelegd.
Naar het oordeel van de beroepscommissie biedt het verweer van klager en de context waarin het voorval zich heeft afgespeeld, voorts mede in ogenschouw nemende dat de medegedetineerde kennelijk geen disciplinaire straf is opgelegd, aanleiding de
strafmaat met de helft te matigen tot zeven dagen. Mitsdien is het beroep gegrond. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard voor zover een disciplinaire straf is opgelegd die langer
heeft geduurd dan zeven dagen opsluiting in een strafcel. Nu de rechtsgevolgen van de deels vernietigde beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. De beroepscommissie stelt deze vast op € 70,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond voor zover een disciplinaire straf is opgelegd van meer dan zeven dagen opsluiting in een strafcel.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 12 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven