Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1119/GV, 12 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1119/GV

betreft: [...] datum: 12 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.A. van den Boogaard, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 maart 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zich destijds onttrokken omdat hij zich als gevolg van afpersing niet veilig voelde in de inrichting. In zijn huidige inrichting is hier echter geen sprake van. De reclassering heeft het
risico op ontvluchting dan ook als gemiddeld ingeschat. Klager heeft geen strafbaar feit gepleegd tijdens zijn onttrekking. Hij is hier in eerste aanleg voor veroordeeld, maar het hoger beroep loopt nog. Voorts kost dit delict, verduistering, te veel
tijd om tijdens het aangevraagde kortdurende verlof te begaan en betreft het een begeleid verlof. Er is derhalve geen sprake van serieus recidivegevaar. Nu klagers detentie ten einde loopt – de einddatum is vooralsnog gesteld op 18 juli 2016 – dient
het
belang van klager (en de maatschappij) om te worden voorbereid op een goede terugkeer in de maatschappij te prevaleren. Klager is gestart met gedragstherapie door een psycholoog. Klager heeft het voornemen geen strafbare feiten meer te plegen. Uit het
reclasseringsrapport blijkt eveneens dat klager stappen neemt om zijn gedrag te wijzigen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De langdurige onttrekking en het plegen van een nieuw strafbaar feit gedurende deze onttrekking maken dat er geen vertrouwen is in het verlenen van vrijheden. Bij de inrichting
is niets bekend over de door klager gestelde afpersing en onveiligheid.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager volgt momenteel, op vrijwillige basis, gesprekken met inrichtingspsycholoog. De gesprekken verlopen goed en klager stelt zich
gemotiveerd op.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Er is een ernstig vermoeden dat klager zich zal proberen te onttrekken aan detentie en er is gevaar voor verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare
feiten.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met een ernstig vermoeden dat klager zich zal proberen te onttrekken aan detentie.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een subsidiaire hechtenis van 117 dagen wegens twee schadevergoedingsmaatregelen en voorts nog 75 dagen subsidiaire hechtenis. De datum van invrijheidsstelling is momenteel bepaald op 8 oktober 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.

De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat klager zich van 26 september 2014 tot 28 augustus 2015 aan detentie heeft onttrokken en in eerste aanleg is veroordeeld voor een strafbaar feit, gepleegd tijdens deze onttrekking, een forse
contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat dit een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden
zoals bedoeld in artikel 4 onder a., b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 12 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven