Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3807/GA, 11 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3807/GA

betreft: [klager] datum: 11 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 9 november 2015 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het op 18 september 2015 niet mogen douchen voorafgaand aan het bezoekmoment en het herhaaldelijk te laat worden uitgesloten voor het bezoek.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op zich wordt niet weersproken dat klager die betreffende dag te laat is uitgesloten voor het bezoek. De directeur heeft indertijd navraag gedaan bij het personeelslid over eventuele afspraken met betrekking tot het uitsluiten en douchen voorafgaand
aan
het bezoek. Hem is gemeld dat daarover toen geen afspraken met klager zijn gemaakt. Het douchen voorafgaand aan het bezoekmoment is geen recht voor de gedetineerden. De directeur kan niet zeggen of het douchen voorafgaand aan het bezoekmoment op
klagers
afdeling gangbare praktijk was of niet.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De klacht ziet op zich op het bezoekmoment. In de inrichting was bekend dat klager altijd voor het laatst mogelijke bezoekmoment kiest. Bij het uitsluiten voor het bezoek had een van de medewerkers aangegeven aan zijn collega’s dat zij niet moesten
vergeten klager uit te sluiten voor zijn bezoekmoment. Desondanks werd dit toch vergeten, waardoor klager uiteindelijk een half uur te laat bij zijn bezoek kwam. Dit is overigens vaker voorgekomen. Klager wilde graag zelf het betreffende personeelslid
horen zeggen dat er geen afspraken met hem waren gemaakt. Dat is de reden dat klager naar de zitting is gekomen. Dat personeelslid verklaart namelijk niet de waarheid.

3. De beoordeling
De directeur heeft in beroep weersproken dat er sprake was van een tussen klager en het personeel gemaakte afspraak omtrent de mogelijkheid voor klager om voorafgaand aan het bezoek te douchen. Die enkele weerspreking acht de beroepscommissie bij
gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing niet voldoende om tot het oordeel te komen dat hetgeen klager heeft gesteld, niet juist is. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de
beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard. De beslissing van de beklagcommissie zal daarom worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven