Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3612/GA, 11 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3612/GA

betreft: [klager] datum: 11 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Stoop, namens

[klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 oktober 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. O.J. Much, en mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft;
a. het klager niet tijdig inzage verlenen in zijn penitentiair dossier;
b. het niet ter inzage verstrekken van het gehele penitentiaire dossier.

De beklagrechter heeft onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard en niet beslist op onderdeel a van dat beklag, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het klaagschrift is door klager aangegeven dat hij volledige inzage wil in het penitentiair dossier en in het inrichtingsdossier. Klager heeft aangegeven dat hij inzage wenst in alles. Klager stelt zich op het standpunt dat hij een dergelijk
inzagerecht heeft en hij verwijst daartoe naar de uitspraak van de beroepscommissie van 17 maart 2014 met kenmerk 13/2770/GA. Aan klager is daarnaast pas tien maanden nadat hij daartoe een verzoek heeft gedaan, inzage gegeven in het penitentiair
dossier, na toezending daarvan in augustus 2015 aan zijn advocaat. Een dergelijk lange periode is onredelijk en onbillijk. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan inzage worden onthouden. In dat geval dient er sprake te zijn van een duidelijk
gemotiveerde belangenafweging. Die ontbreekt in dit geval. Klager stelt zich op het standpunt dat het beklag niet wordt uitgebreid doordat hij aanvoert dat hij ook inzage wenste in het inrichtingsdossier. Klager had immers om volledige inzage verzocht
en dat is hem niet verleend.
Toen klager binnenkwam op de Terroristenafdeling, verliep zijn plaatsing moeizaam. Klager is de wet- en regelgeving, die betrekking had op zijn situatie, gaan bestuderen. In dat kader is hij ook vragen gaan stellen over de inhoud van het penitentiair
dossier en het inrichtingsdossier. Klager begreep dat er over zijn gedrag aantekeningen werden gemaakt die bij het MDO terecht zouden komen en bij externe partijen. Omdat klager het niet eens was met een aantal opmerkingen die hij te horen kreeg, dat
gebeurde ook op de zittingen van zijn strafzaak, wilde hij weten wat er allemaal in zijn dossier stond, zodat hij zich daartegen zou kunnen verweren. Omdat hij niet de beschikking heeft over alle aantekeningen die over hem zijn gemaakt, kan hij zich
daartegen ook niet verweren. Dat is een essentieel grondrecht voor klager.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om inzage in zijn dossier. Die aanvraag kwam binnen in december 2014 en dat verzoek zou volgens de informatie binnen de p.i. op 16 februari 2015 zijn afgehandeld. Klager heeft inzage gekregen in het penitentiair dossier. Het
inrichtingsdossier is niet ter inzage voor de gedetineerde. De directeur merkt daarbij op dat geen stukken zijn achtergehouden en dat klager het complete penitentiair dossier ter inzage is gegeven.

3. De beoordeling
In het inleidende klaagschrift en het beroepschrift is steeds sprake van het niet en niet tijdig kunnen inzien van het volledige penitentiair dossier. Pas tijdens de behandeling van het beroep is aangevoerd dat de klacht zou zien op het ‘volledige’
dossier van klager waarvan de beroepscommissie begrijpt dat daarmee (ook) gedoeld wordt op het inrichtingsdossier. Nu dit onderdeel van de klacht pas in beroep naar voren is gebracht, kan klager in zoverre niet worden ontvangen in zijn beroep.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag geldt dat uit de inlichtingen van de directeur en uit hetgeen in beroep naar voren is gebracht voldoende aannemelijk wordt dat aan klager het volledige penitentiair dossier – als bedoeld in artikel 36 en 37
van
de Penitentiaire maatregel – ter inzage is gegeven. Hetgeen in beroep ten aanzien van dit onderdeel van het beklag naar voren is gebracht kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep zal in zoverre ongegrond
worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van dit onderdeel.

De beroepscommissie zal onderdeel a van het beklag – waarover de beklagrechter heeft verzuimd te oordelen – in enige en hoogste instantie afdoen. Onvoldoende is weersproken dat het tijdverloop tussen de aanvraag van klager om inzage en de
daadwerkelijke
eerste inzagemogelijkheid te groot is geweest. Dit onderdeel van het beklag zal daarom alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet ontvankelijk in het beroep, voor zover daarbij het beklag is uitgebreid met de weigering om inzage te verlenen in het inrichtingsdossier.
Zij verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel b van het beklag en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart onderdeel a van het beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven