Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3021/GA, 11 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3021/GA

betreft: [klager] datum: 11 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Roermond,

gericht tegen een uitspraak van 31 augustus 2015 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is namens de directeur van de locatie Roermond gehoord [...], juridisch medewerker bij voormelde locatie.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, en zijn raadsman, mr. J.M.J.H. Coumans, hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens het aantreffen van contrabande in de verblijfsruimte (een meerpersoonscel).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de verblijfsruimte van klager en zijn medegedetineerde is bij een controle contrabande (amfetaminepillen) aangetroffen. Beiden ontkenden dat deze pillen van hen waren en daarom zijn beiden gesanctioneerd. Het daarop betrekking hebbende
schorsingsverzoek van verzoeker is door de voorzitter afgewezen. Nadat beiden waren ingesloten heeft klagers medegedetineerde verklaard dat de pillen van hem waren. De directeur vond die verklaring onvoldoende geloofwaardig. Gelet op de plaats waar de
pillen zijn aangetroffen, verstopt in een toiletrol, en gelet op de verklaring van klager tegenover de directeur over de kwaliteit van de pillen waarover hij verklaarde dat er sprake was van Poolse pillen van een slechte kwaliteit, was de directeur van
mening dat klager op zijn minst genomen betrokken is geweest bij het voorhanden hebben van die pillen. Helaas heeft de directeur dit laatste toen niet opgenomen in de overwegingen voor de aan klager opgelegde disciplinaire straf.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat in de verblijfsruimte van klager en een medegedetineerde een aantal pillen is aangetroffen in een tweetal toiletrollen. Onweersproken is dat klager bij gelegenheid van de afhandeling van het verslag tegenover de directeur een opmerking
heeft gemaakt over de kwaliteit (slecht) en het land van herkomst (Polen) van deze pillen. Het aantreffen van de pillen, die als contrabande kunnen worden gekwalificeerd, bezien in combinatie met de hiervoor vermelde opmerking van klager maken dat de
bestreden beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog
ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 mei 2016

secretaris voorzitter

Naar boven